In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de beschikkingen van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De rechtbank behandelt de vraag of de beroepen ontvankelijk zijn, aangezien belanghebbende zijn bezwaren tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2012 tot en met 2015 op 21 juli 2023 heeft ingetrokken. De rechtbank stelt vast dat de intrekking van de bezwaren betekent dat de inspecteur alleen nog ambtshalve verminderingsbeschikkingen kan geven, en dat een uitspraak op bezwaar niet meer mogelijk is. Hierdoor zijn de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank wijst erop dat de inspecteur heeft aangeboden het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden, wat de rechtbank volgt. De rechtbank concludeert dat de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst (VSO) door belanghebbende geldt als een schriftelijke intrekking van de bezwaarschriften. De rechtbank behandelt ook de verzoeken van belanghebbende om schadevergoeding en rentevergoeding, maar stelt vast dat deze verzoeken niet kunnen worden toegewezen omdat de beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank benadrukt dat belanghebbende zich kan wenden tot de civiele rechter voor eventuele schadevergoeding.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechtbank beslist dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden, maar dat er geen aanleiding is voor een vergoeding van proceskosten.