ECLI:NL:RBZWB:2024:7579

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
10917686 \ MB VERZ 24-85
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op 23 december 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2024 was de gemachtigde van betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, werd besproken. De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat de verbalisant de bestuurder had kunnen staande houden.

De kantonrechter overwoog dat volgens artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) de verbalisant de bestuurder moet staande houden om een boete op te leggen, tenzij er geen reële mogelijkheid was om de identiteit vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de verbalisant onvoldoende had toegelicht waarom de bestuurder niet staande was gehouden. De enkele verklaring dat het dienstvoertuig niet was voorzien van een stoptransparant was niet voldoende om aan te nemen dat er geen reële mogelijkheid was tot staandehouding.

Daarom verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete, en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 259,- aan betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 905,50 toegekend aan betrokkene. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10917686 \ MB VERZ 24-85
CJIB-nummer : 9062 5422 5469 9831
uitspraakdatum : 18 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorgaan bij driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de Axelsestraat te Terneuzen op
23 december 2022 om 10.20 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. De verbalisant had een reële mogelijkheid om de bestuurder van het voertuig staande te houden. Dat de verbalisant geen stoptransparant in zijn voertuig had, houdt niet in dat geen staandehouding kon worden verricht. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft onvoldoende toelichting gegeven waarom de bestuurder van het voertuig niet staande is gehouden. De boete is opgelegd in 2022 en daarom is niet alsnog aan de verbalisant gevraagd om een verklaring. Aan gemachtigde dient een proceskostenvergoeding toegekend te worden.

Overwegingen

Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd. De verbalisant heeft echter geen duidelijke verklaring gegeven waarom er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder van het voertuig staande te houden. Zoals het hof in een uitspraak (terug te vinden onder: ECLI:NL:GHARL:2022:9228) heeft geoordeeld is de enkele verklaring van de verbalisant dat het dienstvoertuig niet was voorzien van een stoptransparant onvoldoende om ervan uit te gaan dat er geen reële mogelijkheid was tot staandehouding.
De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen. Daarbij wordt voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
telefonische hoorzitting: 0,5 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 156,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 905,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 259,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 905,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: