ECLI:NL:RBZWB:2024:7445

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
10917598 MB VERZ 24-82
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met wijziging feitcode en matiging boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene, een N.V., was opgelegd. De boete was opgelegd voor het laten staan van een voertuig in een park, plantsoen of groenstrook op de Hoofdpoortstraat te Zierikzee op 13 september 2022. Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, aangevoerd dat betrokkene de gedraging ontkent en dat het voertuig geparkeerd stond op een parkeerplaats met een groenstrook die vol stond met andere auto’s. Betrokkene heeft ook aangegeven dat de gemeente en de politie hadden bevestigd dat parkeren daar toegestaan was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de feitcode die aan de boete was gekoppeld niet correct was en heeft deze gewijzigd naar feitcode R397j, die betrekking heeft op parkeren buiten de aangegeven parkeervakken. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging wel degelijk had plaatsgevonden, maar dat de boete terecht was opgelegd. Echter, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De kantonrechter heeft ook een proceskostenvergoeding toegekend aan betrokkene, die is berekend op € 1.343,-.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat het beroep gedeeltelijk gegrond is verklaard, de feitcode is gewijzigd, de boete is gematigd en de proceskosten zijn vergoed. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 10917598 \ MB VERZ 24-82
CJIB-nummer: 7062 5422 5266 3131
uitspraakdatum: 18 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] N.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). [naam] is als gemachtigde verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voertuig laten staan in park, plantsoen, openbare beplantingen of groenstroken op de Hoofdpoortstraat te Zierikzee op 13 september 2022 om 22.07 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene ontkent de vermeende gedraging te hebben verricht. Betrokkene heeft geparkeerd op een parkeerplaats met daarop een groenstrook waarbij de groenstrook vol stond met auto’s en betrokkene ook zijn auto heeft geparkeerd. Betrokkene is langs de gemeente en de politie geweest en daar werd aangegeven dat geparkeerd zou mogen worden. Op de pleeglocatie staan altijd auto’s geparkeerd. Volgens de politie had er geen boete uitgeschreven mogen worden.
Betwist wordt dat waar het voertuig geparkeerd stond een door gemeentewege aangewezen groenstrook is en verwezen wordt naar artikel 5.11 van de APV van de gemeente Schouwen-Duiveland evenals een uitspraak van rechtbank Noord-Holland.
Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde herhaald hetgeen in het beroepschrift als verweer is gevoerd en
nogmaals aangevoerd dat primair wordt verzocht het beroep ongegrond te verklaren omdat betrokkene in de berm heeft geparkeerd en ervan uit ging dat geparkeerd mocht worden. Subsidiair wordt aangevoerd dat de gemeente geen antwoord heeft gegeven op de vraag van de officier van justitie of de beplanting/groenstrook van gemeentewege is aangelegd. Na het bekijken van de pleeglocatie op Google Street View, die door de zittingsvertegenwoordiger wordt getoond, is het ook gemachtigde gebleken dat het voertuig niet binnen de parkeervakken stond geparkeerd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft in een aanvullend proces-verbaal verklaard dat er sprake is van een grasland, dit is geen van gemeentewege aangelegde groenstrook. Het stuk groen is onderdeel van de parkeerplaats waar met bord E4 is aangegeven dat geparkeerd moet worden binnen de vakken. De zittingsvertegenwoordiger heeft de pleeglocatie getoond op Google Street View. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de feitcode te wijzigen in R397j: parkeren buiten de parkeervakken.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Vaststelling van de gedraging
De zittingsvertegenwoordiger heeft voorgesteld het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren in die zin dat de feitcode moet worden gewijzigd in feitcode R397j met als omschrijving: “parkeren op een parkeergelegenheid aangeduid door één van de borden E4 tot en met E10, E12 of E13 buiten de aangegeven parkeervakken”.
Aan betrokkene is een boete opgelegd voor feitcode R406 met als omschrijving “voertuig laten staan in park, plantsoen, openbare beplantingen of groenstroken”. Uit het dossier en de stellingen van betrokkene is gebleken dat deze feitcode niet juist is. De verbalisant had feitcode R397j moeten gebruiken. Bij die feitcode hoort hetzelfde boetebedrag.
Naar het oordeel van de kantonrechter wordt betrokkene door deze wijziging van de feitcode niet in haar belangen geschaad. Voor betrokkene was voldoende duidelijk waar de boete betrekking op had. Aan de gewijzigde feitcode ligt geen ander feitencomplex ten grondslag. De feitcode zal daarom worden gewijzigd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de foto’s van de gedraging - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Het voertuig stond niet binnen de parkeervakken geparkeerd.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter zal het beroep gedeeltelijk gegrond verklaren en de feitcode wijzigen.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 6 oktober 2022 en is de redelijke termijn dus met een aantal dagen overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Conclusie
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet op het bovenstaande gedeeltelijk gegrond en de inleidende beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen. Daarbij wordt voor de extra schriftelijke aanvulling van gronden van beroep bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,-
schriftelijke aanvulling: 0,5 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 156,-
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 1.343,-

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat de feitcode wordt gewijzigd in R397j met als omschrijving: “parkeren op een parkeergelegenheid aangeduid door één van de borden E4 tot en met E10, E12 of E13 buiten de aangegeven parkeervakken”;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.343,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: