ECLI:NL:RBZWB:2024:7403

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
10918736 - MB VERZ 24-95
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging wegens overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een plaats die bestemd is voor onmiddellijk laden en lossen, op 6 september 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 8 oktober 2024 heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden, omdat de betrokkene bezig was met het onmiddellijk laden en lossen van een pakket. De verbalisant had echter verklaard dat er gedurende vier minuten geen activiteit bij het voertuig was waargenomen, wat volgens de kantonrechter voldoende was om te concluderen dat de gedraging was verricht. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de procedure langer dan twee jaar had geduurd.

De kantonrechter heeft daarom de boete met 25% gematigd en de beslissing van de officier van justitie gewijzigd. De betrokkene kreeg ook recht op een proceskostenvergoeding van € 875,00. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in rechtsprocedures en de mogelijkheid tot matiging van boetes in geval van overschrijding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10918736 \ MB VERZ 24-95
CJIB-nummer: 9062 5422 5222 9254
uitspraakdatum: 8 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 oktober 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). De heer [naam] is als gemachtigde verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren op een plaats bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen in de Dorpsstraat te Halsteren op 6 september 2022 om 14:50 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene betwist dat er sprake is van parkeren. Betrokkene verklaart dat hij ten tijde van de vermeende gedraging bezig was met het onmiddellijk laden en lossen van een pakket bij de Gall & Gall. Verbalisant geeft aan dat er zeker vier minuten geen activiteit is waargenomen bij het voertuig. De pardontijd van tien minuten is dan dus niet voldoende toegepast, waardoor aan betrokkene nu een sanctie is opgelegd. Zodoende is er onvoldoende waarneming dat betrokkene vermeende gedraging verricht heeft, en rechtvaardigen de omstandigheden niet het opleggen van de sanctie. Verzoek tot vernietiging dan wel matiging van de sanctie. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en om die uitsluitend aan Appjection B.V. over te maken.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en dat de boete gematigd dient te worden met 25%.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging is vastgesteld. Verbalisant heeft verklaard vier minuten geen activiteit waargenomen te hebben, dus is er geen sprake van onmiddellijk laden- en lossen. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de sanctie te matigen met 25% wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Een pardontijd van vier minuten is voldoende om vast te kunnen stellen dat er geen sprake is van laad- en/of losactiviteiten.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 16 september 2022 en is de redelijke termijn dus met bijna een maand overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
Die is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 875,00
De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat een proceskostenvergoeding, in afwijking van de Wahv, aan de gemachtigde moet worden overgemaakt.
De kantonrechter overweegt dat sinds 1 januari 2024 in artikel 13a, lid 3 en 4, van de Wahv is bepaald dat de proceskostenvergoeding uitsluitend wordt uitbetaald op de rekening van de betrokkene en dat vorderingen tot deze uitbetaling niet vatbaar zijn voor vervreemding of verpanding. Dit betreft een rechtstreeks uit de wet voortvloeiende wijze van uitvoering van beslissingen in Wahv-zaken. De kantonrechter is niet bevoegd om over deze feitelijke uitvoering een oordeel te geven (zie ECLI:NL:GHARL:2024:4051). De kantonrechter is dan ook onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 875,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.