ECLI:NL:RBZWB:2024:7402

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
10918547 - MB VERZ 24-93
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, terwijl hij aan het lossen was. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat de verbalisant de pardontijd van tien minuten niet in acht had genomen. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft verzocht om de boete te matigen met 25% wegens overschrijding van de redelijke termijn.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar erkende ook dat de redelijke termijn was overschreden. De boete werd daarom gematigd met 25%. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, de boete vastgesteld op € 75,- en de proceskostenvergoeding aan de betrokkene toegewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in rechtszaken en de noodzaak om de proceskostenvergoeding correct uit te betalen volgens de wet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10918547 \ MB VERZ 24-93
CJIB-nummer: 9062 5422 5147 0353
uitspraakdatum: 8 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). De heer [naam] is als gemachtigde verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone) op de Koningin Wilhelminastraat te Ossendrecht op 6 augustus 2022 om 11:02 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. De boete is gegeven toen betrokkene aan het lossen was, met gevarenlicht aan, voor zijn huis buiten een parkeervak. Betrokkene heeft al een waarschuwingsboete en een boete van dezelfde agent ontvangen. Betrokkene las in het proces-verbaal dat er vijf minuten geen beweging bij het voertuig was, betrokkene vind dit erg kort. Betrokkene stelt dat de verbalisant de pardontijd van tien minuten niet in acht heeft genomen. Hierdoor komt onvoldoende vast te staan dat er daadwerkelijk sprake is geweest van parkeren en niet van laden en lossen.
Omtrent de verklaring van de verbalisant voert gemachtigde aan dat het zaakoverzicht en de verklaring niet op ambtseed is afgelegd. En kan hierdoor geen bijzondere bewijskracht toekomen.
Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en om die uitsluitend aan Appjection B.V. over te maken.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en dat de boete gematigd dient te worden met 25%.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verbalisant heeft verklaard dat er vijf minuten geen activiteit was waardoor er geen sprake was van laden en/of lossen. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de sanctie te matigen met 25% wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Het onmiddellijk laden- en lossen kan binnen een tijdsbestek van vijf minuten. Het feit dat er geen activiteit is waargenomen maakt dat de boete terecht is opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 16 augustus 2022 en is de redelijke termijn dus met bijna twee maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 875,00
De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat een proceskostenvergoeding, in afwijking van de Wahv, aan de gemachtigde moet worden overgemaakt.
De kantonrechter overweegt dat sinds 1 januari 2024 in artikel 13a, lid 3 en 4, van de Wahv is bepaald dat de proceskostenvergoeding uitsluitend wordt uitbetaald op de rekening van de betrokkene en dat vorderingen tot deze uitbetaling niet vatbaar zijn voor vervreemding of verpanding. Dit betreft een rechtstreeks uit de wet voortvloeiende wijze van uitvoering van beslissingen in Wahv-zaken. De kantonrechter is niet bevoegd om over deze feitelijke uitvoering een oordeel te geven (zie ECLI:NL:GHARL:2024:4051). De kantonrechter is dan ook onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.