In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een wijze die niet was aangegeven op de borden. De gedraging vond plaats op 3 april 2022 te Bergen op Zoom. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de gemachtigde van de betrokkene verschenen, evenals de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze.
De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat er geen duidelijke borden waren die de gedraging normeerden. Subsidiair werd gesteld dat mogelijk de verkeerde feitcode was gebruikt. De zittingsvertegenwoordiger verzocht om de feitcode te wijzigen en om de boete te matigen vanwege schending van de hoorplicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de feitcode inderdaad niet correct was en heeft deze gewijzigd. Tevens is geoordeeld dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf tot een matiging van de boete met 25%.
De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de boete gematigd tot € 75,00 en de officier van justitie opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 25,00 terug te betalen. Daarnaast is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 875,00. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken in hoger beroep te gaan.