Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op de autosnelweg A17 te Zevenbergen op 9 december 2021. De betrokkene stelde dat de boete niet redelijk was, omdat hij handelde om een aanrijding te voorkomen en dat de meting door de verbalisant niet correct was uitgevoerd. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft de kantonrechter de verklaringen van de verbalisant en de betrokkene gehoord. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een matiging van de boete met 25%.
Daarnaast werd vastgesteld dat de officier van justitie de hoorplicht had geschonden door betrokkene niet in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter wijzigde de beslissing van de officier van justitie, matigde de boete tot € 212,62 en droeg de officier van justitie op om het teveel betaalde bedrag van € 165,38 aan betrokkene terug te betalen.