ECLI:NL:RBZWB:2024:7383

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
10708656 - MB VERZ 23-319
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens overschrijding maximum snelheid met 35 km/h op autosnelwegen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op de autosnelweg A17 te Zevenbergen op 9 december 2021. De betrokkene stelde dat de boete niet redelijk was, omdat hij handelde om een aanrijding te voorkomen en dat de meting door de verbalisant niet correct was uitgevoerd. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft de kantonrechter de verklaringen van de verbalisant en de betrokkene gehoord. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een matiging van de boete met 25%.

Daarnaast werd vastgesteld dat de officier van justitie de hoorplicht had geschonden door betrokkene niet in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter wijzigde de beslissing van de officier van justitie, matigde de boete tot € 212,62 en droeg de officier van justitie op om het teveel betaalde bedrag van € 165,38 aan betrokkene terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10708656 \ MB VERZ 23-319
CJIB-nummer: 6062 5422 4632 5000
uitspraakdatum: 8 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 35 km/h (verkeersbord A1) op rijksweg A17 te Zevenbergen op 9 december 2021 om 08:11 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene geeft aan dat de auto voor hem continu zijn remlichten liet zien doordat deze te dicht op de auto voor hem zat, hierdoor had betrokkene al wat extra afstand genomen. Betrokkene geeft aan dat op het moment dat de auto voor hem naar rechts ging betrokkene gas bij gaf om met
110 km/h in te halen. De bestuurder van de andere auto gaf gas bij terwijl betrokkene al gepasseerd was en een vrachtwagen naderde. Betrokkene geeft aan niet harder dan 120 km/h te hebben gereden en de auto liet uitrollen tot de doorgetrokken streep voorbij was om weer rechts in te voegen.
Daarnaast geeft betrokkene aan dat de verbalisant met zijn collega is ingevoegd op de linkerbaan op het moment dat betrokkene naast de vrachtwagen reed en dus de auto liet uitrollen naar toegestane snelheid. Betrokkene stelt dat verbalisant en collega hun eigen kilometerstand hebben genoteerd welke vele malen hoger is om betrokkene tegemoet te rijden, en dus geen correcte meting hebben kunnen uitvoeren. Betrokkene verklaard dat hij geen 140 km/h heeft gereden en handelde om een aanrijding te voorkomen.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan verder niets toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verbalisant heeft een aanvullend proces-verbaal op ambtseed opgemaakt over de metinguitvoering. De zittingsvertegenwoordiger ziet op basis van de verklaring geen reden om aan de meting te twijfelen. Andere weggebruikers kunnen soms een andere rijstijl aannemen, maar dat doet niet af aan het feit dat betrokkene zich als een normaal weggebruiker moet gedragen. Er is sprake van schending van de hoorplicht en overschrijding van de redelijke termijn. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt daarom om tweemaal een matiging van de sanctie met 25%.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 9 december 2021 en is de redelijke termijn dus met tien maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Beslissing
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 212,62, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 165,38, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.