Beoordeling door de rechtbank
11. De rechtbank beoordeelt of Werkplein terecht heeft besloten het verzoek om bijzondere bijstand niet verder te beoordelen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgrond van eiser.
12. De rechtbank is van oordeel dat Werkplein terecht heeft besloten het verzoek om bijzondere bijstand niet verder te beoordelen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is sprake van een besluit?
13. Ter zitting is namens Werkplein naar voren gebracht dat de brief van 15 maart 2024 slechts een mededeling bevat en geen besluit is in de zin van de Awb. Omdat gemachtigde zelf geen belanghebbende is, is volgens Werkplein geen sprake van een aanvraag in de zin van de Awb en daarmee ook niet van een besluit. Dat zou betekenen dat het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. De rechtbank volgt Werkplein echter niet in deze redenering.
14. De rechtbank stelt vast dat Werkplein met de brieven van 13 februari 2024 en 26 februari 2024 heeft verzocht de aanvraag aan te vullen. Die aanvulling is niet gekomen, waarop Werkplein heeft besloten het verzoek niet verder te beoordelen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een besluit op een incomplete aanvraag in de zin van artikel 4:5 van de Awb, waarbij is besloten de aanvraag niet verder te behandelen wegens het ontbreken van een machtiging. Tegen dit besluit stond dan ook bezwaar en beroep open. In het bestreden besluit heeft Werkplein het bezwaar, inhoudende dat geen machtiging mocht worden verlangd, ongegrond verklaard en is bij het besluit gebleven dat de aanvraag niet (verder) zal worden beoordeeld. De rechtbank zal aan de hand van de beroepsgrond beoordelen of Werkplein terecht het bezwaar ongegrond heeft verklaard.
15. Eiser stelt, evenals in bezwaar, dat het voor Werkplein kenbaar is dat zijn gemachtigde advocaat is, zodat Werkplein niet in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van de in artikel 2:1, tweede lid, van de Awb neergelegde bevoegdheid om een schriftelijke machtiging te verlangen.
Mocht het werkplein om een schriftelijke machtiging vragen?
16. Op grond van artikel 2:1, tweede en derde lid, van de Awb kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Het bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen. Anders dan in artikel 8:24 van die wet is in artikel 2:1 van de Awb geen uitzondering gemaakt voor advocaten.
17. Uit de memorie van toelichting bij dit artikel volgt dat het bestuursorgaan van elke gemachtigde een schriftelijke verklaring kan verlangen, dus ook van advocaten, omdat van bestuursorganen niet kan worden gevergd dat zij steeds weten wie wel en wie geen advocaat is.
18. Uit rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)volgt dat hieruit voortvloeit dat de wetgever ervan uit is gegaan dat wanneer het het bestuur redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat de gemachtigde advocaat is, niet om een machtiging zal worden gevraagd. Verder geldt in beroep ingevolge artikel 8:24, derde lid, van de Awb het uitgangspunt dat van een advocaat geen machtiging wordt verlangd, aangezien van een advocaat mag worden verwacht, mede gelet op de disciplinaire maatregelen die de Advocatenwet mogelijk maakt, dat hij niet voor iemand optreedt zonder daartoe opdracht te hebben gekregen. Als het het bestuur duidelijk is dat de indiener van een bezwaarschrift een advocaat is, heeft dit beginsel ook in de bezwaarfase te gelden.
19. Gemachtigde heeft aangevoerd dat het voor Werkplein kenbaar was dat hij als gemachtigde van eiser optrad, aangezien dat volgt uit het gebruikte briefpapier, de overgelegde aanvraag van de toevoeging bij de Raad voor de Rechtsbijstand en de gevoerde correspondentie.
20. Werkplein voert aan dat het in deze zaak niet gaat om een machtiging waaruit zou blijken dat eiser de advocaat gemachtigd zou hebben om bezwaar aan te tekenen, maar om een machtiging waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om voor eiser de aanvraag om bijzondere bijstand te doen en deze bijzondere bijstand direct op zijn rekening te storten.
21. De rechtbank overweegt dat Werkplein bij de afweging om een machtiging te vragen mede heeft betrokken dat verzocht is om de bijzondere bijstand over te maken op de rekening van het kantoor van gemachtigde. Uitgangspunt van de Participatiewet is dat de bijstand wordt uitbetaald aan de rechthebbende. Ook de Verordening op de advocatuur gaat er (in artikel 6.19 eerste lid) vanuit dat derdengelden in beginsel rechtstreeks aan de rechthebbende of op de derdengeldenrekening worden overgemaakt. In het verzoek om bijzondere bijstand wordt van dit uitgangspunt afgeweken. Nu ook geen andere gegevens zijn overgelegd waaruit blijkt dat eiser op de hoogte is van het verzoek om een eventueel aan hem toekomend recht op bijzondere bijstand uit te betalen op de rekening van gemachtigde, is de rechtbank van oordeel dat Werkplein in dit geval in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken om een machtiging op te vragen.De beroepsgrond slaagt dus niet.