ECLI:NL:RBZWB:2024:7340
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een hotel en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. die een hotel exploiteert, tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een hotel met 70 kamers, vastgesteld op € 6.395.000 per 1 januari 2022. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en de daaropvolgende aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en rioolheffing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde correct heeft vastgesteld, onderbouwd door de aankoopprijs van het hotel en vergelijkbare verkopen in de regio. De rechtbank oordeelt dat het beroep van belanghebbende ongegrond is en dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven.
Daarnaast heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de redelijke behandeltermijn van twee jaar niet is overschreden, aangezien het bezwaarschrift op 1 maart 2023 is ontvangen en de uitspraak op 25 oktober 2024 is gedaan. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
De rechtbank besluit dat belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed krijgt en ook geen vergoeding voor proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.