In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de verlenging van de loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte van ex-werknemer, ook wel aangeduid als de loonsanctie, op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had op 8 september 2022 een loonsanctie opgelegd, welke werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 28 maart 2023. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.E. Epe, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, waarbij zij stelt dat zij voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. De rechtbank heeft op 16 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De ex-werknemer was niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de re-integratie-inspanningen van eiseres niet tot een bevredigend resultaat hebben geleid en dat het UWV terecht een loonsanctie heeft opgelegd. Eiseres had in ieder geval vanaf 19 januari 2022 re-integratie-activiteiten moeten opstarten, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank oordeelt dat er geen deugdelijke grond was voor het niet opstarten van het tweede spoor, ondanks het arbeidsconflict tussen eiseres en de ex-werknemer. De rechtbank concludeert dat de loonsanctie in stand blijft en verklaart het beroep ongegrond, zonder recht op proceskostenvergoeding voor eiseres.