ECLI:NL:RBZWB:2024:7296

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 23/10072
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in belastingzaak betreffende navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen een verminderingsbeschikking van de inspecteur van de belastingdienst, gedateerd 31 augustus 2023, met betrekking tot een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 29 oktober 2024 geoordeeld dat zij onbevoegd is om de zaak inhoudelijk te behandelen. De rechtbank concludeert dat de ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag geen uitspraak op bezwaar is, omdat de inspecteur niet op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verminderingsbeschikking geen rechtsmiddelverwijzing bevat en dat de inspecteur de beslissing heeft genomen zonder dat er een verzoek van belanghebbende aan ten grondslag lag.

De rechtbank heeft belanghebbende het griffierecht teruggegeven en de inspecteur opgedragen om het beroepschrift van belanghebbende als aanvulling op het bezwaarschrift te beschouwen. Tevens heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 875,-. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een hogere kostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/10072

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: drs. [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend naar aanleiding van een verminderingsbeschikking van de inspecteur met dagtekening 31 augustus 2023. De verminderingsbeschikking ziet op de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2017 met [aanslagnummer] .H.77.01 (de navorderingsaanslag).
1.1
De rechtbank verklaart zich onbevoegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Feiten

2. Op 10 december 2022 heeft de inspecteur de navorderingsaanslag opgelegd.
2.1
Op 12 december 2022 heeft belanghebbende de inspecteur verzocht om uitstel van betaling en aangegeven niet akkoord te zijn met de opgelegde navorderingsaanslag. Op 16 februari 2023 heeft belanghebbende nogmaals verzocht om het verzoek tot uitstel van betaling in behandeling te nemen.
2.2
Op 8 augustus 2023 ontvangt belanghebbende een e-mail van een medewerker van de belastingdienst waarin staat dat de navorderingsaanslag ambtshalve zal worden aangepast. Belanghebbende zal naast de e-mail nog schriftelijk worden geïnformeerd over de ambtshalve aanpassingen voor het jaar 2017.
2.3
Op 31 augustus 2023 heeft de inspecteur een verminderingsbeschikking genomen. Naar aanleiding van deze verminderingsbeschikking heeft belanghebbende op 6 oktober 2023 beroep ingesteld.
2.4
De inspecteur heeft de brieven van 12 december 2022 en 16 februari 2023 ten onrechte niet aangemerkt als bezwaarschrift. De inspecteur laat de rechtbank op 21 maart 2024 weten dat de bezwaarfase voor de navorderingsaanslag 2017 zal worden opgepakt.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank gaat allereerst in op de vraag of beroep kan worden ingesteld tegen de ambtshalve vermindering van 31 augustus 2023 (de vermindering) en dus of de vermindering een uitspraak op bezwaar is, mede gelet op de e-mail van 8 augustus 2023.
3.1
De uitspraak op bezwaar kent geen vormvereisten. Het gaat erom of belanghebbende de beslissing van de inspecteur gelet op de vorm en inhoud van die beslissing heeft kunnen en mogen opvatten als een uitspraak op bezwaar [1] . Het komt er daarbij op aan of die mededeling duidelijk maakt dat de inspecteur op het bezwaarschrift heeft beslist en dat daardoor een einde is gekomen aan de bezwaarfase. De enkele schriftelijke kennisgeving van een vermindering van een belastingaanslag, nadat daartegen bezwaar is gemaakt, brengt niet mee dat uitspraak op bezwaar is gedaan [2] .
3.2
In dit geval acht de rechtbank de ambtshalve vermindering geen uitspraak op bezwaar. De redenen worden hieronder toegelicht.
i) Het opschrift van de verminderingsbeschikking heeft de aanduiding ‘Vermindering’, niet ‘Uitspraak op bezwaar’.
ii) In de tekst van de vermindering en van de e-mail van 8 augustus 2023 wordt op geen enkele wijze gerefereerd aan het bezwaarschrift.
(iii) In de e-mail van 8 augustus 2023 wordt wel meermaals genoemd dat sprake is van een ambtshalve beoordeling en wijziging van de navorderingsaanslag.
(iv) De vermindering bevat geen rechtsmiddelverwijzing.
3.3
De rechtbank concludeert dat belanghebbende beroep heeft ingesteld tegen een ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag. In dit geval is de inspecteur ambtshalve overgegaan tot de vermindering en niet naar aanleiding van een verzoek van belanghebbende. Om die reden is artikel 9.6, vijfde lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet van toepassing. De ambtshalve beslissing van de inspecteur is dus niet voor bezwaar en beroep vatbaar. De rechtbank is daarom onbevoegd om de vermindering te beoordelen.
3.4
De inspecteur heeft te kennen gegeven dat zij het bezwaarschrift van 12 december 2023 nog niet in behandeling heeft genomen en dat zij dit alsnog zal doen. De inspecteur is al gedeeltelijk (ambtshalve) aan dit bezwaarschrift tegemoetgekomen. Voor zover het beroepschrift is ingediend in verband met dat bezwaar, zal het worden aangemerkt als aanvulling op het bezwaarschrift. Omdat de inspecteur al beschikt over het beroepschrift, laat de rechtbank doorzending op basis van art. 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht achterwege.

Conclusie en gevolgen

4. De rechtbank is onbevoegd een inhoudelijk oordeel te geven in deze zaak en draagt de inspecteur op het beroepschrift als aanvulling van het bezwaarschrift tegen de navorderingsaanslag in aanmerking te nemen. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht terug.
4.1
Belanghebbende heeft verzocht om de kosten van de beroepsprocedure te vergoeden. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank ziet geen aanleiding voor een integrale of hogere kostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd;
  • draagt de inspecteur op het beroepschrift als aanvulling van het bezwaarschrift tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2017 met [aanslagnummer] .H.77.01 bij de behandeling van het bezwaar mee te nemen;
  • veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 875,-;
  • draagt de griffier op het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 51,- aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 29 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie hiervoor ECLI:NL:HR:2000:AA4984.
2.Zie hiervoor ECLI:NL:HR:2019:1574.