ECLI:NL:RBZWB:2024:7271
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen door de rechtbank
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen, die op 12 augustus 2022 een waardebeschikking en een aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2022 had opgelegd. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 477.000 per 1 januari 2021. Belanghebbende, eigenaar van een split-level tussenwoning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardebepaling en de aanslag, en stelt dat de waarde te hoog is vastgesteld.
De rechtbank heeft op 7 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende niet aanwezig was, ondanks een verzoek om verdaging dat eerder was afgewezen. De rechtbank heeft de argumenten van belanghebbende beoordeeld, waaronder de stelling dat de heffingsambtenaar niet alle opgevraagde gegevens had verstrekt en dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning aannemelijk heeft gemaakt aan de hand van vergelijkingsmethoden en dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de beschikking en de aanslag OZB in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma en openbaar gemaakt op 25 oktober 2024.