ECLI:NL:RBZWB:2024:7122

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 24/6455 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake betaling uitkering augustus 2024

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker met betrekking tot de betaling van zijn uitkering over de maand augustus 2024. De voorzieningenrechter heeft op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan, waarbij op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een zitting achterwege is gebleven. De beoordeling van het verzoek is gebaseerd op artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, dat stelt dat de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed dat vereist, gelet op de betrokken belangen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de uitkeringsspecificatie over augustus 2024 niet kan worden aangemerkt als een besluit. Hoewel de specificatie aangeeft dat er een bedrag wordt ingehouden, was deze inhouding al eerder van toepassing en is er geen nieuwe beslissing genomen. Hierdoor is er geen sprake van een connexiteit tussen het verzoek en een besluit, wat betekent dat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6455 PW

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Kaplan),
en

het dagelijks bestuur van Samenwerking De Bevelanden

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker inzake de betaling van zijn uitkering over de maand augustus 2024.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen inzake een bestreden besluit indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. Gelet op bovengenoemd artikel moet er sprake zijn van een besluit en een bezwaar tegen dat besluit voordat een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening inhoudelijk kan worden behandeld. Dit is het zogenaamde connexiteitsvereiste.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat de uitkeringsspecificatie over de maand augustus 2024 niet kan worden aangemerkt als een besluit. Uit deze specificatie blijkt weliswaar dat er een bedrag wordt ingehouden, maar dit bedrag werd al langer op de uitkering ingehouden. Met de uitkeringsspecificatie van augustus 2024 is daarom niet opnieuw beslist over deze inhouding. [1] Nu er geen wijziging is opgetreden in de betaling over de maand augustus 2024, is de uitkeringsspecificatie niet aan te merken als een besluit. Dit betekent dat het verzoek niet connex is aan een besluit zodat het verzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 21 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten