ECLI:NL:RBZWB:2024:7060
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in het kader van een belastingaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Chaam beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 31 maart 2023 de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woonboerderij, vastgesteld op € 1.569.000 per 1 januari 2022. Belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en vond dat de waarde te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 behandeld, waarbij belanghebbende en mr. A.K. Bisoen, namens de heffingsambtenaar, aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank baseert zich op de argumenten van belanghebbende en de heffingsambtenaar, waarbij de aankoopprijs van de woning, die kort voor de waardepeildatum is betaald, als maatgevend wordt beschouwd. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar de koopprijs heeft geïndexeerd naar de peildatum en dat belanghebbende zijn stelling dat de koopprijs te hoog zou zijn niet aannemelijk heeft gemaakt. Hierdoor blijft de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd.
De uitspraak benadrukt het toetsingskader van de rechtbank, waarbij de waarde van de woning moet worden bepaald op basis van de prijs die door de meestbiedende koper zou worden betaald. De rechtbank wijst erop dat indien een onroerende zaak kort voor of na de waardepeildatum is gekocht, de WOZ-waarde doorgaans overeenkomt met de betaalde prijs, tenzij er feiten zijn die dit tegenspreken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.