ECLI:NL:RBZWB:2024:7044

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
22/314 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering IVA-uitkering op basis van niet-duurzame arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een IVA-uitkering toe te kennen, beoordeeld. Eiseres, die als gespecialiseerd verzorgende werkte, is sinds 2017 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Het UWV had eerder haar WIA-uitkering voortgezet, maar verklaarde haar bezwaar tegen de weigering van de IVA-uitkering ongegrond. De rechtbank heeft een deskundige geraadpleegd, die concludeerde dat eiseres op de datum in geding niet duurzaam arbeidsongeschikt was, ondanks haar psychische en lichamelijke klachten. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft gesteld dat er behandelmogelijkheden zijn voor eiseres, wat betekent dat haar arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/314 WIA

uitspraak van 21 oktober 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats 1] , eiseres,

gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder,
gemachtigde: [gemachtigde] .

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering aan haar een IVA-uitkering (Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.2.
Het UWV heeft met het besluit van 1 april 2021 (primair besluit) de (loongerelateerde) WIA-uitkering van eiseres ongewijzigd voortgezet.
Met het bestreden besluit van 22 december 2021 is het bezwaar van eiseres tegen dit besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2023 op zitting behandeld, gelijktijdig met het beroep van [werkgever] in [plaats 2] (de werkgever van eiseres) met zaaknummer 22/657. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. Namens de werkgever zijn [naam 1] en [bedrijfsarts] (arts-gemachtigde) verschenen. Op de zitting is het onderzoek gesloten.
1.5.
Op 29 maart 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om een psychiater te raadplegen.
[psychiater] heeft op 24 november 2023 gerapporteerd. Partijen hebben op deze rapportage gereageerd.
1.6.
Op 1 oktober 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten nadat partijen is gevraagd of een nadere zitting gewenst is en eiseres heeft laten weten dat de zaak zonder nadere zitting kan worden afgedaan en het UWV niet heeft gereageerd.
Totstandkoming van het bestreden besluit
2.1.
Eiseres is werkzaam geweest als gespecialiseerd verzorgende voor 22 uur per week bij de werkgever. Voor dat werk is zij op 19 juni 2017 uitgevallen vanwege psychische klachten. Eiseres is eerder diverse malen uitgevallen.
Met het besluit van 14 juni 2019 heeft het UWV aan eiseres een WIA-uitkering geweigerd.
2.2.
Op 4 juli 2019 heeft eiseres zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld.
Met het besluit van 4 oktober 2019 heeft het UWV aan eiseres met ingang van
12 juni 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend naar een mate van arbeids-ongeschiktheid van 80 tot 100%.
2.3.
Op 25 januari 2021 heeft de werkgever bij het UWV een aanvraag ingediend om herbeoordeling van eiseres.
2.4.
Met het primaire besluit (van 1 april 2021) heeft het UWV eiseres onveranderd
80 tot 100% arbeidsongeschikt aangemerkt en haar uitkering niet gewijzigd.
Zowel eiseres als de werkgever hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.5.
Met het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres en de werkgever ongegrond verklaard. Volgens het UWV is eiseres wel volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt en heeft zij daarom geen recht op een IVA-uitkering. Het UWV heeft dit besluit mede gebaseerd op de rapporten van [verzekeringsarts] en [verzekeringsarts b&b] .

Beroepsgronden

3.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische situatie onvoldoende is erkend, dat haar medische klachten in de loop der jaren zijn verergerd en er geen verbetering te verwachten valt. Ten onrechte is haar medische situatie niet als duurzaam is aangemerkt.
3.2.
Eiseres heeft psychische en lichamelijke klachten. Zij heeft een persisterende depressieve stoornis (dysthymie), chronische PTSS en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Verder heeft eiseres last van hartruis en een lekkende hartklep waarvoor zij onder behandeling is bij een cardioloog. Bovendien heeft zij een restless legs syndroom.
3.3.
Eiseres heeft sinds haar 18e last van psychische klachten en heeft de afgelopen
20 jaar vele verschillende behandelingen en therapieën ondergaan. In haar werkzame jaren tot 2017 is eiseres elk jaar steeds langdurig uitgevallen door deze klachten.
3.4.
Volgens eiseres is sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijk-heden waardoor er geen verbetering van haar belastbaarheid te verwachten is. Uit het rapport van Emergis van 16 april 2021 blijkt dat sprake is van een periode van 20 jaar aan behandelingen en therapieën, waarbij er de laatste jaren weinig verandering is geweest in het klachtenbeeld. Ook [bedrijfsarts] geeft aan dat sprake is van een tweetal ernstige ziektebeelden die elkaars beloop ongunstig beïnvloeden en die niet goed reageren op de langdurige en adequate behandeling. Uit beide medische rapporten blijkt dat kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van behandelmogelijkheden in medische zin. Daarnaast beperken de klachten van eiseres haar dusdanig in het dagelijks functioneren dat zij zich terugtrekt in haar woning en geen activiteiten ontplooit, zo blijkt uit het rapport van Emergis. De behandelingen hebben ook geen effect op het herstel van het functioneren van eiseres. Dit wordt bevestigd door [bedrijfsarts] . Hij stelt dat sprake is van een lange behandelperiode zonder verbetering van de klachten, waardoor de kans op substantiële en duurzame verbetering van de functionele mogelijkheden zeer gering te noemen is. Er dient dan ook te worden geconcludeerd dat er ook in functionele zin geen behandelmogelijk-heden meer open staan. Nu er noch in medische noch in functionele zin behandel-mogelijkheden zijn, is verbetering van de belastbaarheid uitgesloten.
3.5.
De verzekeringsarts b&b heeft gesteld dat er door behandeling verbetering in het persoonlijk en sociaal functioneren kan worden verwacht na een jaar. Dat is stap 3 van het Beoordelingskader. Uitgangspunt bij stap 3 is dat, als de belastbaarheid niet verbeterd in het eerstvolgende jaar, in beginsel ervan wordt uitgegaan dat de belastbaarheid daarna ook niet zal verbeteren, tenzij er goede redenen zijn om van dit uitgangspunt af te wijken. De verzekeringsarts b&b heeft echter niet aangegeven wat die goede redenen dan zijn.
De verzekeringsarts b&b heeft opgemerkt dat er bij eiseres sprake is van afwijkende coping, afwijkend herstelgedrag en veel steun in de omgeving. De verzekeringsarts b&b heeft echter niets anders gesteld dan dat er bij eiseres geen sprake is van ziektebeelden zonder behandelmogelijkheden. De verzekeringsarts b&b geeft globaal aan dat PTSS en stemmingsstoornissen wel degelijk met succes te behandelen zijn en verwijst vervolgens naar een tweetal onderzoeken met betrekking tot stemmingsstoornissen en PTSS. De omstandigheden van eiseres zijn echter niet betrokken en niet is gekeken naar de behandelingen die zij de afgelopen 20 jaar heeft ondergaan.
Juist omdat er veel informatie beschikbaar is over het medisch verleden van eiseres en de behandelingen die zij heeft gevolgd, had het op de weg van de verzekeringsartsen gelegen om de beoordeling toe te spitsen op de omstandigheden van dit specifieke geval. De verzekeringsarts b&b had haar standpunt moeten onderbouwen en baseren op de individuele situatie van eiseres. De beoordeling kan niet worden afgedaan met de enkele constatering dat PTSS of een stemmingsstoornis te behandelen is met verwijzing naar onderzoek, zonder de situatie van eiseres – waarvan de verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat deze afwijkend is – te betrekken.
Als de verzekeringsarts b&b van oordeel is dat er sprake is van mogelijke verbetering belastbaarheid na het eerstvolgende jaar, vanaf maart 2022, had zij ook moeten aangeven met welke behandelingen eiseres haar belastbaarheid zou kunnen verbeteren. Dat heeft de verzekeringsarts b&b echter nagelaten.
3.6.
Eiseres concludeert dat uit de stukken van Emergis en de bedrijfsarts blijkt dat er voor haar geen verdere behandelmogelijkheden zijn. De verzekeringsarts b&b heeft niet onderbouwd door welke behandelingen eiseres haar belastbaarheid zou kunnen verbeteren. Er kan daarom niet worden gesteld dat er een redelijke tot goede kans is op verbetering van de belastbaarheid. De arbeidsongeschiktheid van eiseres is derhalve duurzaam.

Juridisch kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het UWV op goede gronden een IVA-uitkering aan eiseres heeft geweigerd.
5.2.
Het UWV heeft dat geweigerd omdat eiseres weliswaar volledig arbeidsongeschikt is maar niet duurzaam. Op basis van de bevindingen en de conclusies van de verzekeringsartsen stelt het UWV dat er voor eiseres behandelmogelijkheden voor haar aandoeningen zijn. Van dergelijke behandelingen kan verbetering in de medische situatie en een toename van de functionele mogelijkheden/belastbaarheid worden verwacht. Er is daarom geen sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid.
5.3.
Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] volgt dat het bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
5.4.
In het verhandelde ter zitting en in de in het dossier aanwezige medische informatie, waaronder van Emergis en [bedrijfsarts] , heeft de rechtbank aanleiding gezien om een deskundige te raadplegen. De rechtbank heeft [psychiater] als zodanig benoemd.
5.5.
[psychiater] heeft, na persoonlijkheidsonderzoek door klinisch [neuropsycholoog] , gerapporteerd dat bij eiseres op de datum in geding (1 april 2021) sprake was van een persisterende depressieve stoornis met een persisterende depressieve episode met angstige spanning. Daarnaast was sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vermijdende en afhankelijke trekken. Voor PTSS, zoals in het verleden door Emergis gesteld, ziet [psychiater] onvoldoende aanwijzingen. Er is namelijk geen sprake van zich opdringende beelden, flashbacks of nachtmerries en een hyperarousal als gevolg van een trauma. De eerder onder PTSS geschaarde klachten zijn volgens [psychiater] beter te verklaren vanuit de persoonlijkheidsstoornis. [psychiater] stelt dat met de vastgestelde stoornissen sprake was van verschillende beperkingen in de rubrieken Persoonlijk en Sociaal functioneren: concentreren van de aandacht, overige beperkingen in het persoonlijk functioneren (eiseres moet gestimuleerd worden), uiten van de eigen gevoelens, omgaan met conflicten en hanteren van emotionele problemen van anderen. [psychiater] concludeert dat er op de datum in geding nog behandelopties waren voor eiseres waarvan verwacht kon worden dat deze zouden leiden tot klachtvermindering en dat een verbetering van de functionele mogelijkheden niet ondenkbaar was. Alhoewel eiseres gedurende haar leven vele behandelingen heeft gevolgd, is er niet eerder behandeling geweest die zich richtte op de persoonlijkheidsstoornis. Volgens [psychiater] is het zaak, omdat behandeling zich nooit expliciet heeft gericht op de persoonlijkheid van eiseres en de persoonlijkheid een grote rol speelt in de luxatie van klachten en het onderhouden daarvan, om de behandeling te richten op persoonlijkheidskenmerken. Omdat het patroon al zeer lang bestaat is intensieve behandeling noodzakelijk. Verwijzing naar een centrum voor behandeling van persoonlijkheidsstoornissen acht [psychiater] geïndiceerd. Op het gebied van psychofarmaca is behandeling tot op heden volgens [psychiater] evenmin optimaal geweest en zijn er ook nog mogelijkheden voor behandeling. Eiseres gebruikte op datum in geding geen antidepressivum. De sinds kort gestarte Citalopram is een passend middel, welke geëvalueerd moet worden en nog verder kan worden verhoogd. Mocht dit onvoldoende verbetering bieden dan kan ook nog worden gekeken naar een tricyclisch antidepressivum. [psychiater] ziet op basis van het onderzoek niet direct aanwijzingen dat eiseres zich niet zou kunnen conformeren aan bovenstaande behandelingen.
5.6.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier voor. De motivering van [psychiater] is overtuigend. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent.
De door eiseres tegen dit rapport aangevoerde bezwaren vormen geen aanleiding om de conclusie van de deskundige niet te volgen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het rapport van [psychiater] dat er nog behandelopties zijn voor eiseres, die van haar gevergd kunnen worden en waarvan verwacht kan worden dat deze leiden tot klachtvermindering en daarmee verbetering van de functionele mogelijkheden.
Gelet op de conclusies van [psychiater] heeft het UWV naar het oordeel van de rechtbank terecht gesteld dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam is. Het besluit van het UWV tot weigering van een IVA-uitkering aan eiseres houdt dan ook stand.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is daarom ongegrond. Als gevolg daarvan heeft eiseres geen recht op vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 21 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: Juridisch kader

Wet WIA
Artikel 4
1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
2. In het eerste lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
3. Onder duurzaam wordt mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Artikel 47
1. Recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering (IVA) ontstaat voor de verzekerde die ziek wordt indien:
a. hij de wachttijd heeft doorlopen;
b. hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is; en
c. er op hem geen uitsluitingsgrond van toepassing is.
Beoordeling van de duurzaamheid van Arbeidsbeperkingen. Beoordelingskader voor verzekeringsartsen
Het UWV heeft een interne richtlijn ontwikkeld, getiteld: “Beoordeling van de duurzaamheid van Arbeidsbeperkingen. Beoordelingskader voor verzekeringsartsen” (Beoordelingskader).
In dit Beoordelingskader worden arbeidsbeperkingen duurzaam genoemd:
a. als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of
b. als verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks is te verwachten.
Op grond van deze richtlijn dient de verzekeringsarts zich uit te spreken over de prognose van de arbeidsbeperkingen, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment van de beoordeling. De verzekeringsarts doorloopt daarbij de volgende stappen:
Stap 1: De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als sprake is van:
a. een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of
b. een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden.
Stap 2: Als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten, beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre die verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht. De verzekeringsarts gaat na of één van de volgende twee mogelijkheden aan de orde is:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden;
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.
Als voor de keuze tussen 2.a en 2.b doorslaggevende argumenten ontbreken gaat de verzekeringsarts uit van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
Stap 3: Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht (2.b is van toepassing) beoordeelt de verzekeringsarts of en zo ja in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht. Ook nu zijn er twee mogelijkheden:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden; dit is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn kan zijn gericht op verbetering van de belastbaarheid;
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten: alle overige gevallen.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraken van 26 januari 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:178), 21 februari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:682) en 4 februari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1986)