ECLI:NL:RBZWB:2024:6984

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 24/3916 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag energietoeslag voor overleden vader en de rechtspositie van de erfgenaam

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een energietoeslag voor haar overleden vader beoordeeld. De vader van eiseres, [naam 2], overleed op [datum] 2023. Eiseres diende op 13 januari 2024 een aanvraag in voor een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2023, maar deze werd door het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis) afgewezen op 29 januari 2024. Orionis verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk met het bestreden besluit van 25 maart 2024, omdat haar vader geen rechthebbende meer was op het moment van de aanvraag.

De rechtbank oordeelt dat eiseres geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat haar vader een maand voor de aanvraag is overleden. Eiseres betoogde dat zij als erfgenaam rechtmatig belang had bij de aanvraag, maar de rechtbank stelt vast dat de energietoeslag uitsluitend op aanvraag wordt verstrekt aan de rechthebbende, die in dit geval haar overleden vader was. De rechtbank wijst erop dat de aanvraag energietoeslag enkel betrekking heeft op aanspraken van de overleden vader en dat eiseres, als erfgenaam, niet kan optreden als belanghebbende in deze context.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag door Orionis terecht is, en dat de omstandigheden rondom het overlijden van de vader van eiseres niet kunnen worden meegewogen in de beoordeling van de ontvankelijkheid van het bezwaar. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, en eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3916 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder,

(gemachtigden: [naam 1] en mr. N.M. Feijtel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om een energietoeslag die zij voor haar wijlen vader heeft ingediend.
1.1.
Orionis heeft deze aanvraag met het besluit van 29 januari 2024 (primaire besluit) afgewezen. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 25 maart 2024 heeft Orionis het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Orionis heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van Orionis.

Totstandkoming van het besluit

2. Op [datum] 2023 is de vader van eiseres, [naam 2] , overleden. Op 13 januari 2024 heeft eiseres voor haar overleden vader een aanvraag ingediend voor een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2023.
2.1.
Met het primaire besluit heeft Orionis deze aanvraag afgewezen, omdat de vader van eiseres geen rechthebbende meer is op grond van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit
2.2.
Met het bestreden besluit heeft Orionis het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt geen energietoeslag toegekend, omdat haar wijlen vader geen belanghebbende meer is, nu hij een maand voor het indienen van de aanvraag al overleden was. Eiseres heeft gesteld dat haar vader een vordering op Orionis had. Dit is echter niet het geval. De energietoeslag wordt op aanvraag verstrekt en de vader van eiseres heeft geen aanvraag ingediend. De aanvraag energietoeslag heeft uitsluitend betrekking op aanspraken van haar overleden vader en hiermee wordt niet voldaan aan de ingevolge artikel 1:2 van de Awb vereiste rechtstreekse betrokkenheid. Nu eiseres geen belanghebbende is, is zij ook niet-ontvankelijk in haar bezwaar. Aan een inhoudelijke behandeling van hetgeen eiseres tegen het primaire besluit heeft aangevoerd komt Orionis daarom in de gegeven omstandigheden niet toe. Orionis verwijst daarbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 3 juli 2003 [1] .

Beroepsgronden

3. Eiseres heeft aangevoerd dat zij als erfgenaam van haar overleden vader nog steeds rechtmatig belang heeft bij het indienen van een aanvraag voor energietoeslag namens zijn nalatenschap. Hoewel haar vader een maand voor het indienen van de aanvraag is overleden, blijft zijn nalatenschap bestaan en heeft eiseres als zijn vertegenwoordiger de verantwoordelijkheid om zijn financiële zaken af te handelen. Het afwijzen van de aanvraag op basis van het feit dat haar vader is overleden, gaat voorbij aan haar wettelijke bevoegdheid als erfgenaam om zijn financiën te beheren.
Verschillende overheidsinstanties hebben erkend dat eiseres als erfgenaam gemachtigd is om namens haar overleden vader financiële transacties uit te voeren. Deze erkenning bevestigt haar positie als rechtmatige vertegenwoordiger van zijn nalatenschap en rechtvaardigt haar recht om namens hem een aanvraag voor energietoeslag in te dienen.
Daarnaast acht eiseres het belangrijk om de omstandigheden rondom het overlijden van haar vader in overweging te nemen. Hij was gedurende zijn laatste maanden niet in staat om zijn administratieve zaken te regelen vanwege zijn gezondheidstoestand. Dit kan verklaren waarom er geen aanvraag voor een energietoeslag was ingediend vóór zijn overlijden. Het afwijzen van de aanvraag vanwege zijn overlijden zonder rekening te houden met zijn gezondheidstoestand is onrechtvaardig.

Juridisch kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5. Ter zitting is bevestigd dat niet in geschil is dat eiseres als erfgenaam van haar vader gerechtigd en bevoegd is alle tot zijn nalatenschap behorende goederen en gelden op te vorderen en in ontvangst te nemen.
6. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of Orionis het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij niet is aan te merken als een belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6.1.
Ingevolge artikel 1:2 van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Artikel 1:2 van de Awb vereist materiële betrokkenheid bij de aangelegenheid, waarop de primaire beslissing betrekking heeft. Daarbij is van belang dat in de Awb onderscheid wordt gemaakt tussen aanvragen (verzoeken van een belanghebbende) en andere verzoeken (niet afkomstig van een belanghebbende). [2] Artikel 1:3 van de Awb bepaalt dat onder een aanvraag wordt verstaan een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Orionis terecht overwogen dat de vader van eiseres geen belanghebbende is op grond van artikel 1:2 van de Awb, omdat hij een maand voor de aanvraag overleden is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Orionis terecht het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard. Nu de aanvraag voor een eenmalige energietoeslag uitsluitend betrekking heeft op aanspraken van haar overleden vader, wordt aan de ingevolge artikel 1:2 van de Awb vereiste rechtstreekse betrokkenheid niet voldaan. Dit is in lijn met vaste jurisprudentie van de CRvB. [3]
Dat andere overheidsinstanties zouden hebben erkend dat eiseres als erfgenaam gemachtigd is om namens haar overleden vader financiële transacties uit te voeren, kan niet leiden tot een ander oordeel. Uit de beroepsgronden en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat de door eiseres gestelde transacties zien op de betaling van boetes en rekeningen en de afwikkeling van lopende vergoedingen, zoals de zorgtoeslag, AOW en inkomstenbelasting. Eiseres heeft ter zitting bevestigd dat deze transacties geen nieuwe aanvragen betreffen. De door eiseres genoemde financiële transacties zijn dan ook niet vergelijkbaar met het indienen van een aanvraag namens haar overleden vader.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de artikelen 1:2 en 1:3 van de Awb er aan in de weg staan om de omstandigheden rondom het overlijden van de vader van eiseres mee te wegen in haar oordeel.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 15 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 1:3
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.

Voetnoten

2.Zie de onder noot 1 genoemde uitspraak.
3.Bijvoorbeeld de onder noot 1 genoemde uitspraak en de uitspraak van de CRvB van 16 maart 2006 (ECLI:NL:CRVB:2006:AV7750).