ECLI:NL:RBZWB:2024:6937
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Recht op ouderenkorting voor niet kwalificerende buitenlandse belastingplichtige
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2024, wordt het beroep van een niet kwalificerende buitenlandse belastingplichtige tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende, woonachtig in Frankrijk, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2021, waarbij de inspecteur geen ouderenkorting had toegepast. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende recht heeft op de ouderenkorting, omdat het inkomen uit de buitenlandse periode niet in het verzamelinkomen moet worden betrokken voor de berekening van de ouderenkorting. De rechtbank verwijst naar een prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 22 maart 2024, waarin is vastgesteld dat voor buitenlandse belastingplichtigen die geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige zijn, de heffingskorting moet worden berekend op basis van het binnenlandse inkomen. De rechtbank concludeert dat de aanslag moet worden verminderd met de ouderenkorting van € 427, en dat de inspecteur het griffierecht en proceskosten moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.