AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beoordeling van een naheffingsaanslag loonheffingen en vergrijpboete in het kader van de gebruikelijkloonregeling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd over de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020, ter hoogte van € 8.826, en een vergrijpboete van € 4.413. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van belanghebbende, die onder andere aanvoert dat de vergrijpboete onterecht is opgelegd en dat er sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking terecht zijn vastgesteld, maar vernietigt de boetebeschikking omdat de inspecteur niet heeft aangetoond dat er sprake was van opzet of grove schuld aan de zijde van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de vergrijpboete, en dat de correctie van het gebruikelijk loon van de zus van belanghebbende op € 34.125 terecht is. De rechtbank verklaart het beroep tegen de boetebeschikking gegrond, maar het beroep voor het overige ongegrond. De inspecteur moet het griffierecht vergoeden en belanghebbende krijgt een vergoeding voor proceskosten.
Voetnoten
1.Artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB 1964).
2.Artikel 28a, tweede lid, van de Wet LB 1964.
3.Artikel 12a van de Wet LB 1964.
4.Artikel 2h, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
5.Op basis van 50 weken x 50 uur.
6.Omdat er geen CAO voor paardenpensions bestaat heeft de inspecteur het tarief van een paardenpensionhouder als afgeleide bepaald. De toegepaste afgeleide functies zijn: medewerker stalroom, managehouder, dierenverzorger dierentuin. Hieruit volgt een gemiddeld salaris van € 2.081,- per maand bij een arbeidsduur van 38 uur per week. Het uurtarief is dan: € 2.081/ (38 x 4,333 weken) x 1,08 (opslagvakantiegeld) = € 13,65.
7.2.500 x € 13,65 = € 34.125.
8.Artikel 12a, eerste lid, onderdeel c, van de Wet LB 1964 (tekst 2020).
10.Artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
12.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.