Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het doorrijden bij een rood verkeerslicht op de N661 Nieuwe Vlissingseweg te Vlissingen op 21 november 2021. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 5 augustus 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. M.J.M. Bergers, heeft het beroep verdedigd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, inderdaad heeft plaatsgevonden. De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, met name de geeltijd van het verkeerslicht, die volgens hem te kort was. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft echter verzocht het beroep ongegrond te verklaren, omdat de gedraging niet werd ontkend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verkeersdeelnemer zijn snelheid moet aanpassen aan de weersomstandigheden en dat de geeltijd niet steeds aangepast hoeft te worden.
Echter, de kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf om de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is dus gedeeltelijk gewijzigd. Daarnaast is er een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene, omdat de boete werd gematigd. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 218,75. De kantonrechter heeft de officier van justitie opgedragen om het teveel betaalde bedrag van € 62,50 aan de betrokkene terug te betalen.