Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Schroeweg te Middelburg op 15 april 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M.J.M. Bergers, voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat de verbalisant zich had vergist. De kantonrechter heeft de zaak behandeld, waarbij de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, het verzoek deed om het beroep ongegrond te verklaren, maar ook om de boete te matigen vanwege een overschrijding van de redelijke termijn.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging, maar erkende ook dat de redelijke termijn was overschreden. De boete werd daarom met 25% gematigd. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en wijzigde de beslissing van de officier van justitie, waardoor de boete werd verlaagd tot € 262,50, met een terugbetaling van € 87,50 aan de betrokkene. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 218,75 toegekend aan de betrokkene, aangezien de boete werd gematigd.
De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in administratieve procedures en de mogelijkheid voor de kantonrechter om boetes te matigen in het geval van overschrijding van deze termijn. De beslissing kan worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na verzending.