ECLI:NL:RBZWB:2024:6643

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
24/2973 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlaging van bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet na niet-nakoming van re-integratieverplichtingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen beoordeeld. Eiser, die een bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van 22 februari 2024, waarin zijn uitkering met 100% werd verlaagd voor één maand vanwege het niet nakomen van zijn re-integratieverplichtingen. De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat eiser zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Participatiewet, met name de verplichting om deel te nemen aan een re-integratietraject. Eiser had deelgenomen aan een talent ontwikkel programma, maar dit traject werd voortijdig beëindigd vanwege zijn gedrag, dat als dreigend en ongepast werd ervaren. De rechtbank oordeelt dat het college terecht de bijstandsuitkering heeft verlaagd, omdat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake was van omstandigheden die hem verhinderden om aan zijn verplichtingen te voldoen. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd die zijn stelling onderbouwen dat hij door psychische problemen niet in staat was om te voldoen aan de eisen van het college.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van re-integratieverplichtingen en de gevolgen van niet-nakoming, zoals het verlagen van de bijstandsuitkering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/2973 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen, het college
(gemachtigde: drs. [naam 1] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 22 februari 2024, waarin het college eiser bij wijze van maatregel heeft gekort op zijn bijstandsuitkering.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens verweerder de gemachtigde van verweerder, drs. [naam 2] en mw. [naam 3] .

Totstandkoming van het besluit

Eiser ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet en heeft daarom arbeids- en re-integratieverplichtingen. In dat kader is een talent ontwikkel programma via Match and Work gestart op 24 juli 2023. Maar dit traject is voortijdig beëindigd op 20 november 2023, vanwege het gedrag van eiser. Bij besluit van 5 december 2023 (het primaire besluit) is eisers uitkering verlaagd met 100% voor één maand met ingang van 1 december 2023, omdat hij zijn verplichtingen uit de Participatiewet niet is nagekomen. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt op 8 januari 2024.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard. Voor eiser geldt de re-integratieplicht van artikel 9, eerste lid, onder b, van de Participatiewet. Hij houdt zich niet aan de verplichting om gebruik te maken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h van de Participatiewet. Op grond van artikel 18, vijfde lid, van de Participatiewet wordt in dat geval de bijstandsuitkering verlaagd met 100% gedurende één maand. Uit de rapportage van Match and Work van 14 november 2023 blijkt welk gedrag eiser verweten wordt.
Daarnaast is geen sprake van dringende redenen om af te zien van het opleggen van de verlaging. Er is ook geen reden om de verlaging te wijzigen of te verminderen als gekeken wordt naar de ernst van de gedraging, de persoonlijke omstandigheden en de verwijtbaarheid. Tot slot is niet gebleken dat de verlaging onevenredig is tot het doel.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college eiser bij wijze van maatregel mocht korten op zijn bijstandsuitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Relevante wet- en regelgeving
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het verweten gedrag
6. Eiser voert aan dat hij geen boos en agressief gedrag vertoont, hij wordt verkeerd begrepen. Van schelden, schreeuwen of beledigen is naar zijn mening geen sprake geweest. Hij heeft deelgenomen aan het re-integratietraject en het college heeft niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan de voorwaarden voor een verlaging als bedoeld in artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de Participatiewet is voldaan.
7. De beroepsgrond slaagt niet. Eiser heeft een bijstandsuitkering en daarbij komen bepaalde verplichtingen kijken zoals de re-integratieplicht van artikel 9, eerste lid, onder b, van de Participatiewet. De aangeboden voorziening is gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 18, vierde lid, onder h, van de Participatiewet, als deze niet wordt nagekomen is dat een schending van de re-integratieplicht. Het college heeft daarbij verwezen naar de rapportage van Match and Work van 14 november 2023. Daaruit blijkt dat eiser zich niet aan afspraken houdt, een dreigende houding aanneemt (schreeuwen en schelden), de veiligheid van het bedrijf en zijn werkzaamheden niet serieus neem, doet wat hij zelf wil en privézaken op de werkvloer bespreekt terwijl de afspraak was dit niet te doen. Daarnaast blijkt uit de eindrapportage van 20 november 2023 dat het gedrag van eiser de reden is van de voortijdige beëindiging van het re-integratietraject. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit welk gedrag eiser heeft vertoond en dat dit gedrag de reden is geweest om het re-integratietraject voortijdig te beëindigen. De enkele stelling van eiser dat hij verkeerd begrepen wordt en dat er naar zijn mening geen sprake is geweest van schelden, schreeuwen of een dreigende houding, is onvoldoende voor twijfel aan de rapportages van Match and Work. Immers, uit de rapportages blijkt dat verschillende personen deze bevindingen hebben gedaan en nergens uit blijkt dat hier onjuist over zou zijn gerapporteerd. Hoewel eiser in eerste instantie heeft deelgenomen aan het re-integratietraject, betekent het feit dat deze voortijdig is beëindigd dat hij niet meewerkt aan de door het college geboden voorziening. [1] Daarom is voldaan aan de voorwaarden van artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de Participatiewet.
Maatwerk en verwijtbaarheid
8. Eiser voert aan dat er geen sprake is van verwijtbaarheid in de zin van artikel 18, negende lid, van de Participatiewet. Eiser stelt dat hij door de moeilijke thuissituatie en door mentale problemen niet in staat is om aan de eisen van het college te voldoen. In de rapportage van Match and Work van 14 november 2023 staat ook dat hij overspannen gedrag vertoont en door zijn privéproblemen niet goed in staat is te functioneren. Het college heeft onvoldoende onderzocht of sprake is van belemmeringen in de medische of privésfeer waardoor eiser niet kon functioneren. Daarbij verwijst eiser naar het Rapport psychologisch onderzoek met betrekking tot eiser van [naam 4] , uitgevoerd door psycholoog [naam 5] (hierna: het Rapport).
9. De beroepsgrond slaagt niet. Volgens de uitspraak van de CRvB van 19 oktober 2021 ligt de bewijslast van feiten en omstandigheden die het oordeel kunnen dragen dat eiser geen enkel verwijt treft in het niet nakomen van de re-integratieverplichting, bij eiser. [2] Hier heeft eiser niet aan voldaan. Hiervoor is allereerst van belang dat eiser geen medische stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij onder behandeling staat van een psycholoog of waaruit een diagnose blijkt. De verwijzing naar de rapportage van Match and Work van 14 november 2023 is onvoldoende, omdat Match and Work geen medisch deskundige is en zij bovendien het re-integratietraject niet heeft beëindigd vanwege eisers medische omstandigheden maar vanwege zijn gedrag.
10. De verwijzing naar het Rapport is ook onvoldoende, omdat hieruit niet valt af te leiden dat eiser, in de periode waar het hier om gaat, vanwege psychische omstandigheden niet in staat was te voldoen aan de eisen van het re-integratietraject. Weliswaar staat in het aangehaalde rapport dat eiser angst ervaart om met het openbaar vervoer te reizen, maar dat heeft niet te maken met het vertoonde gedrag op de werkvloer op grond waarvan het re-integratietraject voortijdig is beëindigd. Dat eiser angst ervaart in drukke openbare ruimtes en plekken waar veel lawaai is maakt ook niet dat hem niets verweten kan worden, omdat de werkplek geen drukke openbare ruimte is en het college ter zitting heeft toegelicht dat het niet een plek is waar veel lawaai is. Ook staat in het Rapport dat op het moment van het onderzoek (30 juli 2024) een te groot risico op psychische decompensatie bestaat als eiser moet reizen met het openbaar vervoer naar een werkplek waar hem druk/verwachtingen worden opgelegd. Maar daaruit volgt niet dit ook speelde in de periode die hier van belang is, namelijk 24 juli 2023 tot en met 20 november 2023. Hiervoor is van belang dat in het Rapport ook staat dat de spanningen de afgelopen twee jaar zijn toegenomen, waardoor ze ook sinds het beëindigen van het re-integratietraject verder zijn toegenomen. Verder heeft eiser erop gewezen dat uit het Rapport blijkt dat hij beperkt is in het aantal uren dat hij betaald werk kan doen en dat hij regelmatig pauzes nodig heeft. Het college heeft er ter zitting op gewezen dat hij regelmatig pauze mocht houden en de rechtbank ziet dit ook terugkomen in de rapportage van 14 november 2023. Ook hoefde eiser maar twee dagen per week te werken en op die wijze is ook rekening gehouden met zijn belastbaarheid. Het college heeft in dit opzicht terecht gewezen op de offerte van Match and Work die het college bij de brief van 12 augustus 2024 heeft toegezonden, omdat ook daaruit blijkt dat rekening is gehouden met beperkte belastbaarheid. Tot slot heeft het college erop gewezen dat zij rekening hebben gehouden met de communicatie doordat Match and Work een Arabisch sprekende begeleider heeft en er ook een jobcoach is ingezet. Tot slot leest de rechtbank op pagina 10 van het Rapport dat in het onderzoek weinig tot geen aanwijzingen zijn gevonden voor agressie-regulatieproblematiek, waardoor het Rapport geen aanknopingspunten biedt voor de mogelijke uitleg dat eisers psychische omstandigheden zich vertalen in het verweten gedrag van schelden, schreeuwen en het aannemen van een dreigende houding. Gelet op het vorenstaande kan uit het Rapport niet worden afgeleid dat eiser zijn gedrag op de werkvloer niet verweten kan worden.
10. Met betrekking tot de moeilijke thuissituatie, waarbij eiser verantwoordelijk is voor de zorg en opvoeding van zijn twee kinderen na een scheiding, is van belang dat uit de hiervoor aangehaalde offerte blijkt dat hier rekening mee is gehouden door voorschoolse en naschoolse opvang voor de kinderen te regelen. Niet is gebleken van andere omstandigheden in de thuissituatie waardoor eiser niet aan zijn verplichtingen had kunnen voldoen.
10. Om deze redenen heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hem vanwege mentale problemen en de moeilijke thuissituatie geen enkel verwijt treft in het niet nakomen van de re-integratieplicht.
Gevolgen van niet meewerken
10. Eiser heeft tot slot aangevoerd dat stukken zoals het plan van aanpak met betrekking tot het re-integratietraject ontbreken in het dossier. Uit die stukken zou moeten blijken of eiser wist welke gevolgen zouden zitten aan het niet meewerken aan de re-integratievoorziening. Als eiser niet op de gevolgen is gewezen, ontbreekt de verwijtbaarheid.
10. De beroepsgrond slaagt niet. Bij brief van 12 augustus 2024 heeft het college enkele aanvullende stukken toegezonden, waaronder een beschikking waarin de afspraken en het plan van aanpak staan. Onder het kopje “Wat gebeurt er als u niet meewerkt?” staat dat in dat geval de bijstandsuitkering tijdelijk verlaagd kan worden op grond van artikel 18 van de Participatiewet. Eiser is daarmee gewezen op de gevolgen van het niet meewerken aan de aangeboden voorziening, waardoor op grond hiervan niet de verwijtbaarheid kan ontbreken.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier op 30 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 9 Verplichtingen
1. De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:
[…]
b. gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a;
[…]
Artikel 18 Afstemming
[…]
4. Het college verlaagt in ieder geval de bijstand overeenkomstig het vijfde, zesde, zevende of achtste lid ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de volgende verplichtingen:
[…]
h. het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
5. Indien de belanghebbende een verplichting als bedoeld in het vierde lid niet nakomt, verlaagt het college de bijstand met 100% voor een bij de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, vastgestelde periode van ten minste een maand en ten hoogste drie maanden. De verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, kan tevens bepalen dat het bedrag van de verlaging wordt verrekend over de maand van oplegging van de maatregel en ten hoogste de twee volgende maanden, waarbij over de eerste maand ten minste 1/3 van het bedrag van de verlaging wordt verrekend.
[…]
Verzamelverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ en BBZ 2023
Artikel 11: Het opleggen van een verlaging van de uitkering
1. Het college kan de uitkering overeenkomstig de wet en deze verordening verlagen als een belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan zoals bedoeld in de PW dan wel de verplichtingen genoemd in deze verordening en/of de wet, met uitzondering van artikel 17, eerste lid, PW en artikel 13, eerste lid, IOAW en IOAZ, niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich zeer ernstig misdragen zoals omschreven in artikel 24 van deze verordening,
2. Een verlaging van de uitkering is altijd maatwerk en wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin de belanghebbende of diens gezin verkeert.
Artikel 13: Afzien van het opleggen van een verlaging
1. Het college ziet af van het opleggen van een verlaging als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
2. Het college kan afzien van het opleggen van een verlaging als het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.
3. Als het college afziet van het opleggen van een verlaging op grond van dringende redenen, dan wordt dit gemotiveerd in het besluit vastgelegd.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 12 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3686, r.o. 4.3.
2.CRvB 19 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2565, r.o. 4.3.1.