In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen beoordeeld. Eiser, die een bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van 22 februari 2024, waarin zijn uitkering met 100% werd verlaagd voor één maand vanwege het niet nakomen van zijn re-integratieverplichtingen. De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat eiser zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Participatiewet, met name de verplichting om deel te nemen aan een re-integratietraject. Eiser had deelgenomen aan een talent ontwikkel programma, maar dit traject werd voortijdig beëindigd vanwege zijn gedrag, dat als dreigend en ongepast werd ervaren. De rechtbank oordeelt dat het college terecht de bijstandsuitkering heeft verlaagd, omdat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake was van omstandigheden die hem verhinderden om aan zijn verplichtingen te voldoen. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd die zijn stelling onderbouwen dat hij door psychische problemen niet in staat was om te voldoen aan de eisen van het college.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van re-integratieverplichtingen en de gevolgen van niet-nakoming, zoals het verlagen van de bijstandsuitkering.