ECLI:NL:RBZWB:2024:6193

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
C/02/414164 / HA ZA 23-492
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor letselschade door gebrekkig kunstgrasveld

In deze civiele zaak vordert eiser, een voetballer, schadevergoeding van de gemeente Middelburg na letsel opgelopen tijdens het voetballen op een kunstgrasveld dat eigendom is van de gemeente. Eiser stelt dat het kunstgrasveld gebrekkig was, wat heeft geleid tot zijn knieblessures op 27 april 2017 en 3 februari 2018. De rechtbank heeft eiser opgedragen te bewijzen dat het kunstgrasveld op deze data niet voldeed aan de normen van het NOC*NSF en de KNVB met betrekking tot hardheid, stroefheid en schokabsorberend vermogen. De gemeente betwist de gebrekkigheid van het veld en stelt dat het veld bij keuringen altijd aan de normen voldeed. De rechtbank oordeelt dat de aansprakelijkheid van de gemeente niet afhankelijk is van het onderhoud, maar van de gebrekkigheid van het kunstgrasveld zelf. Eiser heeft de bewijslast om aan te tonen dat het veld gebrekkig was op de relevante data. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij eiser de gelegenheid krijgt om aanvullend bewijs te leveren.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/414164 / HA ZA 23-492
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend in [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A.J.K. Fluit,
tegen
GEMEENTE MIDDELBURG,
zetelend in Middelburg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. M.E. Witting.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 november 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 13 juni 2024 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt en waarbij de advocaat van [eiser] spreekaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] voetbalt bij [voetbalvereniging] . [voetbalvereniging] maakt gebruik van
een kunstgrasveld.
2.2.
Op 27 april 2017 is [eiser] tijdens een training op het kunstgrasveld geblesseerd aan
zijn linkerknie geraakt. Op 3 februari 2018 heeft [eiser] tijdens een wedstrijd op hetzelfde
kunstgrasveld een blessure aan zijn rechterknie opgelopen.
2.3.
Op 25 april 2022 heeft [getuige 1] , een speler van [voetbalvereniging] , op
verzoek van [eiser] een schriftelijke verklaring afgelegd. In deze verklaring staat voor zover
relevant:
‘De training vond plaats op het kunstgrasveld. Het was die dag zonnig weer en het veld was
vrij stroef. Ik (…) zag dat toen [eiser] de bal wilde passen het verkeerd ging, dat wil
zeggen dat [eiser] zijn standbeen wilde verplaatsen maar dat het bleef staan (…). Het bleek
dat [eiser] zijn linkerknie had geblesseerd. (…)
Bij het tweede voorval waarbij [eiser] zich blesseerde speelden wij een competitiewedstrijd
(…). Het was in de ochtend slecht weer geweest; het had geregend en daarom speelden we
op het kunstgrasveld. (…) Er kwam een speler van de tegenstander in en [eiser] wilde zich
opendraaien om op die manier de speler (…) te ontwijken. Toen bleef weer zijn standbeen
staan.’
2.4.
Op 25 april 2022 heeft [getuige 2] , de vader van [eiser] , op verzoek van [eiser]
een schriftelijke verklaring afgelegd. In deze verklaring staat voor zover relevant:
‘Ik stond op 3 februari 2018 bij de wedstrijd te kijken die mijn zoon [eiser] aan het spelen
was (…). Tegen het einde van de wedstrijd zette [eiser] een actie in. Hij wilde een inkomende
speler van de tegenpartij ontwijken. [eiser] sprong vervolgens en bij het neerkomen wilde hij
naar rechts draaien maar dat ging niet omdat zijn standbeen niet kon draaien.’
2.5.
Op 27 april 2022 heeft [getuige 3] , een speler van [voetbalvereniging] , op verzoek
van [eiser] een schriftelijke verklaring afgelegd. In deze verklaring staat voor zover relevant:
‘ik [heb] gezien dat [eiser] zijn linkerknie heeft geblesseerd tijdens een oefenpartij op
Koningsdag. [eiser] wilde schieten maar kon de voorbereidende beweging met het linkerbeen
niet afmaken omdat zijn linkerbeen, zijn standbeen, bleef staan in het kunstgras.
[eiser] heeft ook zijn andere knie geblesseerd. Dat gebeurde tijdens een competitiewedstrijd
op het kunstgras (…). [eiser] probeerde een inkomende speler van de tegenstander te
ontwijken, sprong en landde waarna hij weg wilde draaien. Ik zag dat zijn rechterbeen bleef
staan waarna hij door zijn rechterbeen zakte.’
2.6.
Op 9 mei 2022 heeft [getuige 4] , oud-trainer van [voetbalvereniging] , op verzoek van
[eiser] een schriftelijke verklaring afgelegd. In deze verklaring staat voor zover relevant:
‘In een duel om de bal met een tegenstander (…) op 3 februari 2018 wilde [eiser] met de bal
aan zijn voet wegdraaien. (…) Totdat de voet van [eiser] in het kunstgras vast bleef “steken”
en zijn lichaam wel een draaiende beweging maakte hierdoor verdraaide [eiser] zijn knie’
2.7.
De gemeente is eigenaar van het kunstgrasveld. Dit veld is in 2014 in opdracht van
de gemeente aangelegd door [aannemer] B.V. ( [aannemer] ). [aannemer] verzorgt het
specialistische onderhoud van het kunstgrasveld, terwijl de gemeente verantwoordelijk is
voor het periodieke onderhoud.
2.8.
In april 2011 heeft de Branchevereniging Sport en Cultuurtechniek (BSC) een
rapport uitgebracht over het onderhoud van kunstgras(voetbal)velden. De KNVB heeft in
juli 2019 ook een rapport gepubliceerd over het onderhoud van kunstgrasvoetbalvelden.
2.9.
Op 18 augustus 2014 en 2 augustus 2018 is het kunstgrasveld gekeurd door SGS INTRON Certificatie B.V. (SGS). In beide keuringsrapporten staat dat het kunstgrasveld onder de gemeten omstandigheden voldoet aan de normen van het NOC*NSF en de KNVB.
2.10.
Op 17 mei 2021 heeft [getuige 4] op verzoek van [eiser] weer een
schriftelijke verklaring afgelegd. In deze verklaring staat voor zover relevant:
‘In de seizoenen dat ik trainer was bij het eerste elftal van [voetbalvereniging] [2015/2016 tot en met 2019/2020], was er altijd duidelijk verschil zichtbaar als het veld geborsteld was want dan stonden de sprietjes c.q. haartjes van het kunstgras rechtop. Als er niet geborsteld was dan lagen deze sprietjes c.q. haartjes plat. Dat was relatief vaak het geval, waarmee ik bedoel dat het kunstgras plat lag.’
2.11.
In april 2023 heeft Sportadvies Amsterdam in opdracht van [eiser] een onderzoek
uitgevoerd naar het kunstgrasveld en hierover gerapporteerd. In het rapport staat voor zover
relevant:
‘Hoewel de keuringsrapporten aangeven dat de sporttechnische waardes voldoen aan de
gestelde voorwaarden staat te bezien of deze gemeten waardes ook 2-3 weken na keuring,
zonder na invullen van infill en juist onderhoud, nog voldoen aan de NOS*NSF-KNVB
normen.
(…)
Wat wel geregeld uit de rapportages blijkt is een onvoldoende beheer en onderhoud van het
kunstgrasveld [voetbalvereniging] . Tijdens het onderzoek is gebleken dat 80% van de vezels
platligt. De vrije poolhoogte is momenteel, maar ook in het verleden, te hoog, gemiddeld
gemeten 25,1 mm waar 15-20 mm te adviseren is.
De vrij liggende poolhoogte (te weinig SBR infill) en het weinig onderhoud op een gemiddeld intensief gebruikt veld versterkt slijtage en het hard aanvoelen van een veld. Wanneer kunstgrasvezels plat liggen wordt de excessieve slijtage van deze Polyethyleen (PE) vezels onnodig versneld en verzwakt dit de totale “constructieve weerbaarheid” van deze kunstgrasvezels. Te weinig en/of te compacte infill zorgt voor o.a. slechtere energierestitutie, schokabsorberend vermogen, balstuit- en balrolvermogen.(…)Wanneer bij een voldoende of onvoldoende SBR ingevuld veld te weinig onderhoud en decompactering plaatsvindt dan zal de infill bij normaal tot intensief gebruik, hard gaan aanvoelen door de verdichte SBR infill laag. Wanneer deze laag door te weinig ingestrooid materiaal te dun is zal de demping/absorptie nog verder afnemen en is er van een “losse luchtige” goede toplaag geen sprake meer en de sporttechnische eigenschappen van het veld zijn dan onvoldoende.(…)Er is fors tekortgeschoten in het onderhoud van het kunstgrasveld in [plaats] . Gevolg hiervan is een hard geworden veld met weinig schokabsorberend vermogen. Dit zal leiden tot ongevallen/letsel voor de spelers die actief (wedstrijden) gebruik maken van het veld.(…)Het gevolg van onjuist onderhoud, we spreken hier vnl. over onvoldoende onderhoud, is duidelijk te zien aan de:* platliggende vezels die snel in “veerkracht” sterkte verliezen en gedurende het jaar de speltechnische eisen negatief beïnvloeden.(…)* De “vercompacteerde” infill zal het draaien/roteren van de voet/het been sterk bemoeilijken. Wanneer de voet en/of het been “in beweging” abrupt gestremd gaat worden door de infill kan dit leiden tot verdraaiingen of ernstige blessures.(…)
De onveiligheid van slecht onderhouden kunstgrasvelden voor de spelers uit zich dan vnl. in blessures aan knie-meniscus, enkels, grote schaafwonden, spierblessures en rug problematiek. Doordat de infill compacteert wordt het veld ‘hard’ en zijn ook de bewegingsmogelijkheden met voetbalschoenen beperkt. De noppen blijven dan steken in de gecompacteerde infill, die juist veerkrachtige eigenschappen moet vertonen.(…)
Het gebrek aan onderhoud vanaf 2014 (waaronder te weinig invullen met SBR) heeft de algehele conditie van het veld en daardoor de speleigenschappen continu “onder druk” gezet. Snelle slijtage (o.a. platliggen van vezels), hard aanvoelen van het veld waardoor de bewegingsmogelijkheden met voetbalschoenen beperkt zijn en een snelle balrol ontstaat. Dit had voorkomen kunnen worden door frequent goede onderhoudsactiviteiten, die ook algemeen bekend zijn.
Ook al geven de inspectierapporten [van SGS] aan dat het veld voldoet op het moment van inspectie wil dit niet zeggen dat het veld weken erna nog door de keuring zou komen.’
2.12.
Op 28 juni 2023 heeft [medisch adviseur] in opdracht van [eiser] een advies
uitgebracht. In dit advies staat:
‘Vanuit orthopedisch en biomechanisch oogpunt bestaat er (…) voldoende wetenschappelijk
bewijs om te stellen dat er bij een toegenomen dichtheid van de infill (rubberkorrels van
gemalen autoband) van het kunstgras, er een groter (draai)moment ontstaat bij
verschillende bewegingen, zoals bijvoorbeeld het neerkomen en wegdraaien (rechterknie) of
het plaatsen van het standbeen bij een schotpoging (linkerknie). Hierdoor komt er een
dusdanig grote kracht op de ligamenten van de enkel en knie (in casu de voorste kruisband),
dat deze een grotere kans heeft om te rupturen. Ten overvloede, een VKB-ruptuur gaat
vrijwel altijd gepaard met meniscusletsel. Het is derhalve aannemelijk dat indien zich exact
dezelfde wedstrijdsituatie zou hebben voorgedaan op een veld waarvan de ‘net bulk density’
minder groot is (e.g., natuurgras, ander type kunstgras zonder infill, hetzelfde type
kunstgras met adequate infill), de kans dat deze blessures zich zouden ontstaan, significant
lager is. Dit omdat vaststaat dat in dat geval de omvang van inwerkende (piek)krachten
lager ligt, en de benodigde kracht om de VKB te laten scheuren niet zal worden bereikt.’

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- te verklaren voor recht dat het bij de [voetbalvereniging] in gebruik zijnde kunstgrasveld van de
gemeente gebrekkig is in de zin van art. 6:174 BW in verbinding met art. 6:162 BW, althans
dat dit op het moment van het door [eiser] opgelopen letsel gebrekkig was;
-
te verklaren voor recht dat de gemeente (kwalitatief) aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade op grond van art. 6:174 BW in verbinding met art. 6:162 BW;
- de gemeente te veroordelen om alle door [eiser] geleden materiële en immateriële schade, alsmede de materiële en immateriële schade die hier nog uit zal gaan voortvloeien, te vergoeden op grond van art. 6:174 BW in verbinding met art. 6:162 BW, welke schade moet worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
- de gemeente te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
[eiser] baseert zijn vorderingen, samengevat, op het volgende. Op 27 april 2017 en 3
februari 2018 is het kunstgrasveld gebrekkig geweest. De gemeente heeft dit veld namelijk
slecht onderhouden. Het instrooimateriaal is onvoldoende bijgevuld en losgemaakt. Als
gevolg van het slechte onderhoud bezit het kunstgrasveld niet de eigenschappen die het
behoort te bezitten. Het veld is te hard/stroef geweest en heeft onvoldoende
schokabsorberend vermogen gehad. Deze gebrekkigheid brengt een gevaar met zich. Het
draaien van de voet en/of het been wordt hierdoor bemoeilijkt, wat de kans op knieletsel
vergroot. Dit gevaar heeft zich verwezenlijkt op 27 april 2017, toen [eiser] zijn linkerknie
heeft geblesseerd, en op 3 februari 2018, toen hij zijn rechterknie heeft geblesseerd.
3.3.
De gemeente concludeert dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen
en [eiser] moet worden veroordeeld in de proceskosten, inclusief rente en nakosten. De
gemeente betwist dat het kunstgrasveld op 27 april 2017 en 3 februari 2018 gebrekkig is
geweest. Zij voert, samengevat, aan dat het veld bij elke keuring en onderhoudsbeurt heeft
voldaan aan de normen die (door het NOC*NSF en de KNVB) worden gesteld. Zelfs als het
kunstgrasveld gebrekkig zou zijn geweest, betwist de gemeente dat het veld daardoor een
gevaar heeft opgeleverd en dat de knieblessures van [eiser] het gevolg zijn van de
gebrekkigheid van het kunstgrasveld. Zij voert aan dat er vele andere mogelijke oorzaken
zijn die de blessures kunnen hebben veroorzaakt.

4.De beoordeling

Opstalaansprakelijkheid
4.1.
In deze zaak staat de vraag centraal of de gemeente aansprakelijk is voor de schade
van [eiser] als gevolg van de sportongevallen op het kunstgrasveld van 27 april 2017 en 3 februari 2018. In algemene zin geldt dat de bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen (gebrekkig is), en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, in beginsel aansprakelijk is wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt.
4.2.
De aansprakelijkheid is niet verbonden aan een schadeveroorzakende gedraging, in dit geval het onderhoud aan het kunstgrasveld dat volgens [eiser] onvoldoende heeft plaatsgevonden. De aansprakelijkheid is verbonden aan de schadeveroorzakende toestand van de opstal, in dit geval de gebrekkigheid van het kunstgrasveld. Het is dus niet relevant of de door [eiser] gestelde gebrekkigheid van het kunstgrasveld wel of niet is veroorzaakt door onvoldoende onderhoud. In het midden wordt dan ook gelaten of het kunstgrasveld (on)voldoende is onderhouden door de gemeente. [1]
Gebrekkigheid van het kunstgrasveld staat (nog) niet vast
4.3.
Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of het kunstgrasveld gebrekkig is
geweest op de data waarop [eiser] de knieblessures heeft opgelopen. Bij het antwoord op de
vraag of een opstal gebrekkig is, komt het aan op de naar objectieve maatstaven te
beantwoorden vraag of de opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming
daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is,
waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke
onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijkerwijs en redelijkerwijs te vergen zijn.
4.4.
[eiser] stelt dat het kunstgrasveld op 27 april 2017 en 3 februari 2018 te hard/stroef was en onvoldoende schokabsorberend vermogen had. Daardoor was het kunstgrasveld volgens hem gebrekkig. [eiser] heeft echter niet concreet duidelijk gemaakt wanneer een kunstgrasveld ‘te’ hard/stroef is en wanneer het onvoldoende schokabsorberend vermogen heeft. Om te bepalen of een kunstgrasvoetbalveld gebrekkig is, kan naar het oordeel van de rechtbank aansluiting worden gezocht bij de normen die door het NOC*NSF en de KNVB worden gesteld aan de eigenschappen van een kunstgrasvoetbalveld. In deze normen kunnen namelijk objectieve aanknopingspunten worden gevonden voor het antwoord op de vraag of een kunstgrasvoetbalveld voldoet aan de eigenschappen die daaraan zijn te stellen. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Volgens de normen van het NOC*NSF en de KNVB moet een kunstgrasvoetbalveld een bepaalde hardheid (balstuit), stroefheid en schokabsorberend vermogen hebben. Als aan (een van) deze normen niet wordt voldaan, mag een wedstrijd niet worden gespeeld van de KNVB. Verder is niet aangevoerd en ook is niet gebleken dat onderhoudsmaatregelen om aan deze normen te voldoen bezwaarlijk zijn. De gemeente voert zelf aan zich voldoende aan de onderhoudsmaatregelen te hebben gehouden om aan de normen van het NOC*NSF en de KNVB te voldoen. Deze onderhoudsmaatregelen volgen uit de rapporten van zowel de BSC als de KNVB.
4.5.
Bij gebrek aan andere objectieve aanknopingspunten, partijen stellen ook niet dat die er zijn, zal de rechtbank voor de beantwoording van de vraag of het kunstgrasveld gebrekkig was, uitgaan van deze normen. Dit betekent dat het kunstgrasveld gebrekkig was als het niet voldeed aan de destijds geldende normen van het NOC*NSF en de KNVB ten aanzien van de hardheid (balstuit), stroefheid en schokabsorberend vermogen.
4.6.
[eiser] heeft zijn stelling, dat het kunstgrasveld op de genoemde data gebrekkig was in verband met de hardheid, de stroefheid en het onvoldoende schokabsorberend vermogen, voldoende onderbouwd. De gemeente heeft deze stelling echter ook voldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.7.
Ter onderbouwing van zijn stelling, verwijst [eiser] naar het rapport van Sportadvies Amsterdam. Sportadvies Amsterdam concludeert dat het kunstgrasveld vanaf 2014 onvoldoende is onderhouden met als gevolg een hard geworden veld met weinig schokabsorberend vermogen. Verder onderbouwt [eiser] zijn stelling met de schriftelijke verklaring die [getuige 1] op zijn verzoek heeft afgelegd op 27 april 2017. In deze verklaring staat dat het kunstgrasveld op 27 april 2017 ‘
vrij stroef’ is geweest. Daarnaast verwijst [eiser] naar de schriftelijke verklaring die [getuige 4] op zijn verzoek heeft afgelegd op 17 februari 2021. In deze verklaring staat dat de kunstgrassprieten relatief vaak plat hebben gelegen in de tijd dat deze getuige trainer bij [voetbalvereniging] is geweest, seizoen 2015/2016 tot en met 2019/2020. Ook heeft [eiser] foto’s van platliggende kunstgrassprieten overgelegd. Tot slot wijst [eiser] op de onderhoudsrapporten van [aannemer] van 2015 en 2016. Uit het rapport van 2015 volgt een laagdikte van het instrooimateriaal van 31,31 mm. [aannemer] merkt hierbij op: ‘
Wellicht aanvullen tot 40 mm in 2016’. Uit het rapport van 2016 blijkt vervolgens dat de laagdikte na onderhoud gemiddeld 34,86 mm is.
4.8.
De gemeente voert aan dat het veld bij elke keuring en onderhoudsbeurt heeft voldaan aan de normen die door het NOC*NSF en de KNVB worden gesteld. De gemeente beroept zich op de keuringsrapporten van SGS van 18 augustus 2014 en 18 september 2018 en onderhoudsrapporten van [aannemer] . Uit deze rapporten blijkt volgens de gemeente dat het kunstgrasveld heeft voldaan aan de normen die door het NOC*NSF en de KNVB worden gesteld. Verder wijst de gemeente op de schriftelijke verklaring die [aannemer] op haar verzoek heeft afgelegd op 10 juni 2020. In deze verklaring staat dat het onderhoud in 2017 naar behoren is uitgevoerd en dat er geen onvolkomenheden zijn aangetroffen. Ook verwijst de gemeente naar een e-mail van SGS van 31 januari 2022. In deze e-mail staat dat het platliggen van kunstgrassprieten niet direct wil zeggen dat het veld (te) stroef is.
4.9.
In het rapport van Sportadvies Amsterdam staat weliswaar dat het kunstgrasveld vanaf 2014 onvoldoende is onderhouden met als gevolg een hard geworden veld met weinig schokabsorberend vermogen, maar uit dit rapport blijkt niet dat het kunstgrasveld op de dagen waarop [eiser] het letsel heeft opgelopen niet heeft voldaan aan de destijds geldende normen van het NOC*NSF en de KNVB ten aanzien van de hardheid, de stroefheid en het schokabsorberend vermogen. De gemeente heeft bovendien keuringsrapporten van SGS overgelegd die aantonen dat het kunstgrasveld op 18 augustus 2014 en 2 augustus 2018 wél heeft voldaan aan deze normen. Met deze keuringsrapporten staat overigens niet vast dat het kunstgrasveld ook op 27 april 2017 en 3 februari 2018 aan deze normen heeft voldaan. Dat geldt ook voor de schriftelijke verklaring van [aannemer] waarin staat dat in 2017 geen onvolkomenheden zijn geconstateerd.
4.10.
De schriftelijke verklaring die [getuige 1] heeft afgelegd, toont ook niet aan dat het veld op die dagen ‘te’ stroef is geweest (nog daargelaten wat de waarde van deze schriftelijk verklaring is omdat deze ongeveer vijf jaar later is afgelegd). Uit de schriftelijke verklaring die [getuige 4] heeft afgelegd, volgt alleen dat de kunstgrassprieten redelijk vaak plat hebben gelegen. Uit de door de gemeente overgelegde e-mail van SGS kan daarentegen worden afgeleid dat platliggende kunstgrassprieten niet direct duiden op een (te) stroef veld. Aan de door [eiser] overgelegde foto’s van de platliggende kunstgrassprieten hecht de rechtbank daarom ook vooralsnog weinig waarde. Bovendien is onduidelijk wanneer deze foto’s zijn genomen. Tot slot blijkt uit de onderhoudsrapporten van [aannemer] (van 2015 en 2016) ook niet of het kunstgrasveld wel of niet heeft voldaan aan de normen van het NOC*NSF en de KNVB ten aanzien van de hardheid, de stroefheid en het schokabsorberend vermogen. Deze eigenschappen zijn niet gemeten door [aannemer] .
4.11.
Met de overgelegde stukken is dus (nog) niet bewezen dat het kunstgrasveld op 27 april 2017 en 3 februari 2018 niet heeft voldaan aan de destijds geldende normen van het NOC*NSF en de KNVB ten aanzien van de hardheid, de stroefheid en het schokabsorberend vermogen. Omdat op [eiser] de bewijslast van deze stelling rust en hij ook bewijs heeft aangeboden, wordt hij in de gelegenheid gesteld om (aanvullend) bewijs te leveren.
Bewijslast wordt niet omgekeerd
4.12.
Ter zitting heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat de bewijslast op dit punt moet worden omgekeerd. Volgens [eiser] moet de gemeente aantonen dat het kunstgrasveld niet gebrekkig is geweest. De rechtbank begrijpt dat [eiser] zich op dit standpunt stelt omdat hij van mening is dat de gebrekkigheid van het kunstgrasveld aannemelijk is gemaakt, terwijl de gemeente haar zorgplicht niet is nagekomen ten aanzien van het onderhoud van het kunstgrasveld.
4.13.
Omkering van de bewijslast kan slechts in uitzonderlijke gevallen (waarbij geldt dat het in bewijsnood verkeren op zichzelf onvoldoende is). [2] Van een uitzonderlijk geval is hier naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Ook als wordt aangenomen dat de gemeente haar zorgplicht met betrekking tot het onderhoud van het kunstgrasveld heeft geschonden, rechtvaardigt dat niet het omkeren van de bewijslast.
Slaagt [eiser] in de bewijsopdracht, dan levert het kunstgrasveld een gevaar op
4.14.
Als [eiser] erin slaagt om te bewijzen dat het kunstgrasveld op 27 april 2017 en 3 februari 2018 niet heeft voldaan aan de destijds geldende normen van het NOC*NSF en de KNVB ten aanzien van de hardheid, de stroefheid en het schokabsorberend vermogen, staat daarmee naar het oordeel van de rechtbank ook vast dat het kunstgrasveld op deze data een gevaar heeft opgeleverd. Ter zitting heeft de gemeente aangevoerd dat het niet voldoen aan de normen van het NOC*NSF en de KNVB niet betekent dat het veld onveilig is. De rechtbank volgt de gemeente dus niet in dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
4.15.
De normen van het NOC*NSF en de KNVB zijn bedoeld om de veiligheid van spelers te waarborgen en blessures te voorkomen of te beperken. Volgens het rapport van de BSC van april 2011 en het rapport van de KNVB van juli 2019, die beide door de gemeente inhoudelijk niet zijn weersproken, moeten kunstgrasvelden voldoen aan zogenoemde sporttechnische eisen. Dat houdt in dat het oppervlak veilig moet zijn om op te voetballen. Deze eisen zijn minimumeisen. Als een kunstgrasveld niet voldoet aan (een van) deze eisen, mag het niet worden gebruikt voor officiële KNVB-wedstrijden.
4.16.
Wat betreft de hardheid, de stroefheid en het schokabsorberend vermogen geldt dat de normen van het NOC*NSF en de KNVB een boven- en ondergrens bevatten. Een te hard/stroef kunstgrasveld met onvoldoende schokabsorberend vermogen beperkt de bewegingsmogelijkheden van een voetballer en verhoogt de kans op blessures. Dat volgt uit het (door de gemeente op dit punt niet weersproken) rapport van Sportadvies Amsterdam van april 2023 en advies van [medisch adviseur] van 28 juni 2023. Dit betekent dat er een grotere kans is op gevaar voor spelers als een kunstgrasveld niet aan deze normen voldoet. Aangezien spelers mogen verwachten dat een kunstgrasveld aan de daaraan te stellen eisen voldoet en zij zelf niet kunnen beoordelen of dat niet het geval is, kan van hen niet verwacht worden dat zij met die mogelijkheid rekening houden.
Slaagt [eiser] niet in de bewijsopdracht, dan worden zijn vorderingen afgewezen
4.17.
Als de rechtbank na bewijslevering door [eiser] tot het oordeel komt dat [eiser] niet heeft bewezen dat het kunstgrasveld op 27 april 2017 en 3 februari 2018 niet heeft voldaan aan de destijds geldende normen van het NOC*NSF en de KNVB ten aanzien van de hardheid, de stroefheid en/of het schokabsorberend vermogen, worden de vorderingen van [eiser] afgewezen. Dan kan namelijk niet worden aangenomen dat het kunstgrasveld op die data gebrekkig is geweest.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden
4.18.
Met het oog op de bewijsopdracht wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
Afhankelijk van de uitkomst van de bewijslevering en het (eventuele) nadere partijdebat,
zal de rechtbank de vraag of het gevaar zich op 27 april 2017 en 3 februari 2018 heeft verwezenlijkt (het causale verband tussen de gevaarlijke toestand van het veld en het door [eiser] opgelopen letsel) beoordelen. Daarbij zal dan ook de vraag of de omkeringsregel daarop van toepassing is, worden beoordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt [eiser] op te bewijzen dat het kunstgrasveld op 27 april 2017 en 3 februari
2018 niet heeft voldaan aan de destijds geldende normen van het NOC*NSF en de KNVB
ten aanzien van de hardheid, de stroefheid en het schokabsorberend vermogen,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol komt van
woensdag 25 september 2024voor
uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door
het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als [eiser] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als [eiser]
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen
van de partijen en hun advocaten in de maanden
oktober 2024tot en met
februari 2025
dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden
bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. J. de Graaf, in
het gerechtsgebouw te Middelburg, Kousteensedijk 2,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle
beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graaf en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.

Voetnoten

1.HR 22 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:412.
2.HR 20 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4529.