ECLI:NL:RBZWB:2024:6014

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
AWB-23-1694
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om immateriële schadevergoeding in WOZ-zaak na overschrijding redelijke termijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 18 juli 2024, wordt het beroep van belanghebbende beoordeeld dat gericht is op vergoeding van immateriële schade. Dit verzoek is ingediend in het kader van een beroepsprocedure tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 24 januari 2023 is gedaan. Belanghebbende heeft op 25 juni 2024 zijn beroep ingetrokken, waarna partijen een compromis hebben gesloten over de WOZ-waarde en de proceskostenvergoeding.

De rechtbank behandelt het verzoek tot schadevergoeding dat door belanghebbende is ingediend bij de intrekking van het beroep. Belanghebbende beroept zich op een arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024, waarin de redelijke termijn voor de behandeling van bezwaar en beroep wordt vastgesteld op twee jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. In dit geval is het bezwaarschrift op 4 maart 2022 ontvangen, waardoor de redelijke termijn met ongeveer vijf maanden is overschreden.

De rechtbank overweegt dat het aan belanghebbende is om feiten te stellen die de omvang van het financiële belang onderbouwen. Belanghebbende heeft echter niet aangetoond dat het financiële belang minimaal € 1.000 bedraagt, en het dossier biedt geen aanleiding om aan te nemen dat het financiële belang groter is dan dit bedrag. De rechtbank concludeert dat, hoewel de redelijke termijn is overschreden, het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1694

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: mr. R. van der Weide, verbonden aan Bezwaarmaker.nl),
en
de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland(gemeente Sluis), de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade dat is gedaan in het kader van een beroepsprocedure tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 januari 2023.
1.1.
Belanghebbende is in beroep gekomen. Op 25 juni 2024 heeft de rechtbank een intrekking van het beroep van belanghebbende ontvangen. Partijen hebben een compromis gesloten over de WOZ-waarde en de proceskostenvergoeding.

Overwegingen

2. Belanghebbende heeft bij intrekking een verzoek tot vergoeding van immateriële schade gedaan, op welk verzoek de rechtbank in deze uitspraak beslist. Belanghebbende doet een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024. [1]
2.1.
De redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep bedraagt twee jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. Het bezwaarschrift is op 4 maart 2022 door de heffingsambtenaar ontvangen. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond 5 maanden overschreden.
2.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is aan belanghebbende om feiten te stellen om de omvang van het financiële belang vast te stellen of op zijn minst te schatten dat het financiële belang minimaal € 1.000 is. [2] Belanghebbende heeft dat niet gedaan en het dossier geeft ook geen aanleiding dat het financiële belang groter is dan € 1.000. Wel gaat de rechtbank ervan uit dat het financiële belang groter is dan € 15. In het licht van het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 volstaat de rechtbank met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. Het arrest waar belanghebbende naar verwijst maakt dit niet anders.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 18 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.