ECLI:NL:RBMNE:2023:6099

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
UTR 22/3958 en 22/3960
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van punten wegens ondermaatse schol in het kader van het gemeenschappelijke visserijbeleid

In deze zaak, uitgesproken op 15 september 2023 door de Rechtbank Midden-Nederland, hebben eisers, [eiser] en [eiser] B.V., beroep ingesteld tegen besluiten van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De Minister had hen punten toegekend wegens het begaan van een ernstige inbreuk op het gemeenschappelijke visserijbeleid door te veel ondermaatse schol (10% of meer) niet apart op te slaan en te behandelen. De rechtbank heeft de beroepen behandeld op 29 juni 2023, waarbij eisers en hun gemachtigden aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

De rechtbank oordeelt dat de procedure van hersortering van de gevangen schol niet zorgvuldig genoeg is doorlopen. De eisers stelden dat de hersortering onzorgvuldig was uitgevoerd, onder andere omdat de nieuwe gewichtsklassen voor de hersortering waren vastgesteld aan de hand van een andere vangst en niet specifiek voor hun vangst. De rechtbank concludeert dat verweerder niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de vangst daadwerkelijk 10% of meer ondermaatse schol bevatte. Hierdoor zijn de bestreden besluiten vernietigd en herroepen, en is bepaald dat aan eisers geen punten worden toegekend.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eisers moet vergoeden, en heeft de totale vergoeding voor proceskosten vastgesteld op € 2.868,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/3958 en 22/3960

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] (eiser) en [eiser] B.V. (eiseres), uit [plaats] , eisers

(gemachtigden: J. Kramer en mr. M.A.I. Witlox),
en

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigden: K. van Geenen, mr. J.H. Verheul – Verkaik en I.A.L. Widdershoven).

Inleiding

Bij twee besluiten van 14 februari 2022 (de primaire besluiten) heeft verweerder in het kader van het van toepassing zijnde handhavingssysteem van het gemeenschappelijke visserijbeleid aan eisers ieder vijf punten toegekend wegens het begaan van een ernstige inbreuk op het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Verweerder kent eisers deze punten toe omdat zij te veel ondermaatse schol (10% of meer met een minimum van 200 kilogram [1] ) niet apart hebben opgeslagen en behandeld.
Bij besluiten van 8 juli 2022 (bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 29 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigden van eisers en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
1. Eiseres is houder van de visvergunning met nummer [nummer 1] , die is toegekend voor het vissersvaartuig [nummer 2] . Eiser is kapitein op het vissersvaartuig.
2. Tijdens de visreis van 6 september tot 13 september 2021 is door vissersvaartuig [nummer 2] op schol gevist. De toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit hebben op 11 september 2021 een steekproef uitgevoerd waaruit bleek dat door de [nummer 2] ondermaatse schol (kleiner dan de minimumstandhoudingsreferentiegrootte van 27 centimeter [2] ) was aangeland, zonder dat deze apart was opgeslagen en behandeld. Bij de steekproef hebben de toezichthouders twee aselect gekozen kisten ongesorteerde schol van de [nummer 2] nagemeten met behulp van een sorteertafel (met een maataanduiding overeenkomend met de door de dienst verstrekte meetlatjes) en gewogen op een mobiele weegschaal. Daarbij bleek dat de twee aselect gekozen kisten voor 15% uit ondermaatse schol bestonden. Zodoende was er aanleiding om over te gaan tot een hersortering.
3. Vervolgens is op 15 september 2021 – na hersortering – door de toezichthouders vastgesteld dat er 1.415 kilogram van de 11.861 kilogram door de [nummer 2] aangelande schol ondermaats is. De ondermaatse schol is niet als zodanig geregistreerd en is er daardoor een afwijking ontstaan van 11,9%.
Proces van de hersortering
4. Tijdens de zitting is het proces van de hersortering met partijen besproken. Hieruit kwam naar voren dat – kort samengevat – de op 14 en 15 september 2021 uitgevoerde hersortering vanwege het grote aantal te controleren viskotters die dagen (19 kotters/ruim 142 ton vis) niet op alle punten volgens het reguliere proces is gegaan. De hersortering is als volgt gegaan.
5. De gehele partij schol is met de sorteermachine gesorteerd en verdeeld in vier grootteklassen op basis van het gewicht van de schol (klasse 1: 600) gram of zwaarder; klasse 2: 400 – 600 gram; klasse 3: 300 tot 400 gram; en klasse 4: tot 300 gram). Deze manier van sorteren is conform EU-regelgeving. Tot zover is dit ook het reguliere proces.
Bij een regulier controle wordt de kleinste grootteklasse (klasse 4: tot 300 gram) vervolgens handmatig op lengte gesorteerd over de sorteertafels. Gezien het grote aantal toentertijd te controleren viskotters is er in dit geval voor gekozen om deze klasse per machine te hersorteren. Daarbij heeft verweerder uitgelegd dat wanneer zij dit handmatig over de sorteertafels zouden hebben gedaan, dit twee weken zou hebben gekost en dat grote negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteit van de schol van de kotters die bij de controle op 14 en 15 september 2021 betrokken waren.
6. Om de klasse 4 te hersorteren zijn er nieuwe gewichtsklassen vastgesteld om zo nauwkeurig mogelijk bij de minimumstandhoudingsreferentiegrootte van 27 centimeter te komen. Na het een aantal keer opnieuw afstellen van de sorteermachine, proefdraaien en steekproefsgewijze metingen van de lengte van de vis in alle drie de gehanteerde gewichtsklasses, is besloten om de sorteermachine af te stellen op de gewichtsklassen: 180 gram en minder (tub met ondermaatse vis), 180 tot 210 gram (verificatie tub) en 210 gram en meer (tub met maatse vis). Daarbij is een marge van 0,5 cm in achtgenomen in het voordeel van de vissers, ergo bij een lengte van 26,5 cm is de vis reeds als maatse vis bestempeld. Bij het bepalen van de nieuwe gewichtsklassen is niet de schol van de [nummer 2] gebruikt, maar van een ander vissersvaartuig namelijk de [nummer 3] .
7. Vervolgens is de gehele klasse 4 met de op deze wijze op de sorteermachines ingestelde gewichtsklasses gesorteerd.
8. Daarbij is volgens het rapport van bevindingen van 24 november 2021 middels een steekproefsgewijze controle gebleken dat in de tub met ondermaatse vis (180 gram en minder) nagenoeg geen maatse vis terecht is gekomen, en dat in de andere twee gewichtsklassen voornamelijk maatse vis zat. Het feit dat er in die laatste twee gewichtsklassen een enkele ondermaatse vis zat, is door verweerder geaccepteerd en voor lief genomen.
9. De vis in de tub ondermaatse vis (180 gram en minder) woog 1415 kilogram. Het percentage ondermaatse vis bedroeg daardoor (gezien de totale omvang gevangen schol van 121.861 kilogram) 11,9%.
Het geschil
10. Dat er ondermaatse schol in de lading schol aanwezig was en de wijze waarop de hersortering is verlopen, is tussen partijen niet in geschil. De vraag die partijen wel verdeeld houdt is of de voorgenoemde afwijkende procedure bij de hersortering op 14 en 15 september 2021 van klasse 4 voldoende zorgvuldig is geweest en of daarmee voldoende is vast komen te staan dat de grens van 10% of meer ondermaatse vis is overschreden. [3]
Vaststellen van de overtreding
11. Verweerder is enkel bevoegd de punten aan eisers toe te wijzen indien en voor zover de overtreding is begaan, ergo er daadwerkelijk bij de vangst van eiseres 10% of meer ondermaatse vis zat. Het is derhalve aan verweerder om voldoende bewijs te leveren dat dit het geval is. [4]
Geen overtreding gezien de bewoordingen in het rapport van constateringen ?
12. Eisers zijn van mening dat er geen sprake is van een overtreding. Eisers voeren daartoe als eerste aan dat uit het rapport van bevindingen van 24 november 2021 niet afdoende blijkt dat de grens van 10% of meer ondermaatse vis is overschreden gezien het feit dat geconstateerd is dat er “
nagenoeg” geen maatse vis zat in de tub van ondermaatse vis (180 gram en minder). Dat betekent volgens eisers dat er bij de gewichtsklasse 180 gram en minder ook maatse schol zat. Gelet op de beperkte overschrijding van 10%, namelijk 11,9% is dat relevant, en kan dat tot gevolg hebben dat de grenswaarde van 10% of meer niet is bereikt.
13. De rechtbank stelt vast dat in het rapport van bevindingen inderdaad staat dat: “
de uitgesorteerde schol-4 in de gewichtsklasse '180 gram en minder' nagenoeg geen maatse schol bevond
.Ter zitting en in de verklaring van 30 juni 2022 is namens verweerder verklaard dat het woord ‘nagenoeg’ per abuis is opgenomen en bedoeld is ‘geen’. Het is echter de vraag of daar waarde aan toekomt die verweerder daaraan hecht nu het rapport van bevindingen ambtsedig is opgemaakt op moment van de constatering en de verklaring niet op ambtseed en pas een geruime tijd later is opgemaakt. Daarbij komt hetgeen in het hierna volgende over de hersortering op 14 en 15 september 2021 wordt overwogen.
Zorgvuldigheid van de hersortering
14. Verder voeren eisers aan dat de hersortering onzorgvuldig is geweest. Volgens eisers is er tijdens de hersortering geen rekening gehouden met de krimp van vissen en het effect op de vis van de vier dagen extra wachttijd. Eisers verwijzen naar het onderzoek dat ook wordt genoemd in bezwaar (Vis krimpt bij extreme kou ( [website] ) en een vonnis van 24 september 2021 van de politierechter in Amsterdam.
15. De rechtbank stelt vast dat uit het artikel blijkt dat er mogelijk sprake van is van krimp bij jonge forellen (een zoetwatervis) in koud weer door stress en voedseltekort. Eisers hebben desgevraagd ter zitting niet kunnen toelichten waarom dit artikel ook van toepassing zou zijn op dode zoutwater vissen, zoals de onderhavige schol. Verder hebben eisers ter zitting onderkend dat al zou er sprake zijn van krimp, zijzelf verantwoordelijk zijn om daarmee rekening te houden voor de periode vanaf vangst tot aan de visafslag – niet zijnde de vier extra opslagdagen in verband met de hersortering. Deze grond treft daarom geen doel.
16. Eisers voeren verder aan dat de hersortering onzorgvuldig is geweest omdat er een andere werkwijze is gehanteerd dan gebruikelijk (zoals beschreven onder overweging 5 e.v.). Ook wijzen eisers erop dat de nieuwe gewichtsklassen tijdens de hersortering zijn vastgesteld aan de hand van schol, die is gevangen met een ander vissersvaartuig. Er kan per gebied waarin de schol gevangen is een verschil zitten in de verhouding lengte/gewicht van de schol waardoor de gehanteerde klassen niet op de vangst van eisers van toepassing is. Verder is er slechts steekproefsgewijs nagemeten en was er tijdens de hersortering niet de gehele tijd toezicht. Eisers zijn ook niet in de gelegenheid zijn gesteld om de weging en meting zelf te controleren. Een contra-expertise was niet meer mogelijk. Tot slot ontbreekt het certificaat van ijking van de sorteermachine en de specificatie met elke sorteermachine is gesorteerd. Ook ontbreekt het meetrapport.
17. De rechtbank is van oordeel dat het proces van de hersortering niet zorgvuldig genoeg is doorlopen, dan wel vastgelegd. De rechtbank hecht daarbij waarde aan de bewijsvoeringslast zoals hiervoor in overweging 11 omschreven, het feit dat het verweerder is geweest die voor de afwijking van het gebruikelijke proces – hoe begrijpelijk gezien de omstandigheden misschien ook – heeft gekozen, en deze afwijkende werkwijze weliswaar met andere vissers ook afgesproken is, maar niet met eisers.
18. De rechtbank is van oordeel dat het proces niet zorgvuldig genoeg is doorlopen/vastgelegd omdat in het licht van hetgeen eisers hebben aangevoerd niet valt uit te sluiten (ook los van de bewoordingen in het rapport van bevindingen zoals vermeld in overweging 13) dat het percentage van 10% of meer ondermaatse vis niet is overschreden.
19. Verweerder heeft namelijk ter zitting bevestigd dat de nieuwe gewichtsklassen voor de hersortering zijn bepaald aan de hand van de vangst van een ander vissersvaartuig en niet specifiek voor vangst eiser. Verweerder heeft weliswaar ter zitting toegelicht dat dit geen verschil maakt en gesteld dat beide vissersvaartuigen in hetzelfde gebied in de Noordzee gevist hebben. Dit is echter niet uit het dossier op te maken. Eisers hebben dit ter zitting ook gemotiveerd weersproken en gesteld dat per gebied van de Noordzee de samenstelling van de vangst qua lengte en gewicht anders kan zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de bepaling van de nieuwe gewichtsklassen op zorgvuldige wijze is verricht.
20. Daarbij komt dat tijdens het proces van de hersortering de controleurs niet de gehele tijd aanwezig zijn geweest en dat na afloop van de machinale hersortering slechts steekproefsgewijs is gecontroleerd of de tub met ondermaatse vis (180 gram of minder) ook daadwerkelijk alleen ondermaatse vis bevatte. Dit blijkt uit het rapport van bevindingen. Daarin staat op pagina 7 dat de controleurs op 15 september 2021 om ongeveer 06.30 aanwezig waren terwijl de hersortering al om 05.50 begonnen was. En eveneens op pagina 7 onderaan staat dat er slechts steekproefsgewijs gecontroleerd is. Verweerder heeft weliswaar een aanvullende verklaring van een van de controleurs ( [A] ) overgelegd waarin staat dat zij tijdens het gehele proces aanwezig waren, maar deze verklaring is pas achteraf opgesteld en niet op ambtseed opgemaakt, zodat daaraan niet de waarde toekomt die verweerder er aan hecht. Ditzelfde geldt voor de uitleg van verweerder tijdens de zitting, dat de lopende band vanaf de sorteermachine naar de tub voor de ondermaatse vis ook visueel door de controleurs de gehele tijd in de gaten is gehouden voor het geval er toch een maatse vis tussen zou zitten. Dit blijkt overigens niet alleen niet uit het rapport van bevindingen, maar ook niet uit de aanvullende verklaring van [A] . Daarbij komt dat door eisers is weersproken dat dit een afdoende zorgvuldige manier van controle is. Het is visueel niet (goed) te zien of een vis net in of net buiten de klasse 180 gram of minder valt. Overigens blijkt deze visuele controle ook niet uit de aanvullende verklaring van de controleur. Daarbij komt verder bij dat ondanks het verzoek van eisers daarom geen certificaat van ijking en specificatie van met welke sorteermachine(s) is gesorteerd is overgelegd, en dat ook het meetrapport ontbreekt. Verweerder heeft slechts in beroep rapporten met betrekking tot de ijking van de weegschalen overgelegd maar deze rapporten zagen op het jaar 2022 en niet op het betreffende jaar. De rechtbank vindt dit niet afdoende.
21. Kortom, gezien dit alles is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet op afdoende wijze heeft aangetoond dat het proces van de hersortering zorgvuldig genoeg is verlopen, dan wel vastgelegd. Dit te meer in het licht van hetgeen in overweging 13 is overwogen.
22. De stelling van verweerder ter zitting dat het gezien het feit dat bij de eerste steekproefsgewijze controle van de twee kisten (zie overweging 2) 15% ondermaatse schol naar voren kwam, het niet anders dan dat ook het resultaat van de hercontrole van 11,9 % ondermaatse vis juist is, geeft geen aanleiding voor een andere conclusie. Eisers hebben gemotiveerd toegelicht dat er in de Noordzee per gebied wordt gevist en indien de vangst aan de kleine (niet te kleine) kant is, van gebied wordt gewisseld om zo grotere vissen te vangen. Indien die twee kisten uit een dergelijke korte visvangst afkomstig zijn, zegt dat niets over de rest van de vangst. Gezien deze toelichting kan de stelling van verweerder zonder nadere motivering niet gevolgd worden.
23. Gelet op het bovenstaande, behoeft de beroepsgrond met betrekking tot de contra-expertise geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

De beroepen zijn gegrond omdat de bestreden besluiten onzorgvuldig zijn voorbereid en onvoldoende zijn gemotiveerd. Dit betekent dat eisers gelijk krijgen. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten en herroept de primaire besluiten.
Aangezien het niet meer mogelijk is de hersortering opnieuw te doen, neemt de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf een beslissing en bepaalt dat aan eisers in verband met de hersortering op 14 en 15 september 2021 geen punten worden toegekend omdat niet op voldoende wijze is komen vast te staan dat de vangst 10% of meer ondermaatse schol bevatte. Dit betekent dat verweerder – voor zover nodig – maatregelen moet nemen om de toekenning van de punten bij het primaire en bestreden besluit ongedaan te maken. De rechtbank bepaalt verder dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde besluiten.
Omdat de beroepen gegrond zijn moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Gelet op de inhoud van de zaken is er sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht en is de vergoeding als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 597,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Eisers hebben in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft twee bezwaarschriften (met gelijke inhoud) ingediend, de hoorzitting bijgewoond, twee beroepschriften ingediend (met gelijke inhoud) en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.868,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 8 juli 2022;
- herroept de besluiten van 14 februari 2022;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde besluiten;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres en € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.868,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
15 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 13 en bijlage V, deel A, van Verordening (EU) 2019/1241, in samenhang met artikel 12, aanhef en onder b, van de Beleidsregel ernstige inbreuken GVB 2020 en artikel 117 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij en artikel 49 bis en 49 quarter van Verordening (EG) nr. 1224/2009 (de Controleverordening), zoals gewijzigd in Verordening (EU) nr. 2015/812.
2.Artikel 13 en bijlage V, deel A, van Verordening (EU) 2019/1241.
3.artikel 12, onder b van de Beleidsregel ernstige inbreuken GVB.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 mei 2020, RVS:2020:1226.