In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 29 oktober 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Belastingdienst op 26 oktober 2023 in gebreke gesteld, en de rechtbank constateert dat er na deze ingebrekestelling geen besluit is genomen.
De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na verzending van de uitspraak een vooraankondiging aan eiseres moet verzenden. Gezien de omstandigheden en het aantal aanvragen dat door de Belastingdienst moet worden behandeld, acht de rechtbank een termijn van tien weken voor de vooraankondiging redelijk. De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de Belastingdienst de termijn voor de vooraankondiging overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast moet de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres betalen. De rechtbank wijst erop dat eiseres gelijk krijgt in deze procedure, en dat de Belastingdienst de onder 4.3 genoemde termijn moet respecteren. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.