In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser had op 3 december 2020 een verzoek ingediend voor herbeoordeling van zijn situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag, maar de Belastingdienst heeft niet tijdig beslist. Eiser heeft de Belastingdienst op 30 augustus 2023 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank beslist zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt de Belastingdienst een termijn op van negen weken om een vooraankondiging te verzenden en twee weken om een besluit op de aanvraag bekend te maken na ontvangst van de zienswijze van eiser.
Daarnaast wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Belastingdienst de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50 en het griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst aan eiser worden vergoed. De rechtbank benadrukt dat de beslistermijn is overschreden en dat de Belastingdienst de nodige stappen moet ondernemen om de aanvraag van eiser tijdig te behandelen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.