In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 31 januari 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft een beroep ingesteld omdat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 12 mei 2022 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Belastingdienst op 24 mei 2023 in gebreke gesteld, en de ingebrekestelling is op 30 mei 2023 ontvangen. Aangezien er na deze ingebrekestelling geen besluit is genomen, bepaalt de rechtbank dat de Belastingdienst alsnog binnen een bepaalde termijn moet beslissen. De rechtbank legt een termijn op van zes weken na verzending van de uitspraak voor het verzenden van een vooraankondiging, gevolgd door een termijn van twee weken voor het nemen van een besluit na ontvangst van een zienswijze van eiseres.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de Belastingdienst de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 437,50 voor proceskosten en het griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.