In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Eiser, die samenwoont met zijn partner en twee meerderjarige kinderen, heeft te maken met meerdere lichamelijke klachten, waaronder een beperkte longcapaciteit. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom heeft in eerdere besluiten huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend, maar heeft dit later herroepen en een lager aantal uren huishoudelijke ondersteuning toegekend. Eiser is het niet eens met deze besluiten en heeft bezwaar gemaakt, dat door het college ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke omstandigheden van eiser en zijn gezin, waaronder de gezondheidsproblemen en de noodzaak voor een stofvrije omgeving. De rechtbank concludeert dat het college de individuele omstandigheden van eiser onvoldoende heeft betrokken bij de besluitvorming en dat het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd is. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser.