Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,
Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Omdat er een adviescommissie is, geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. [2] Verweerder heeft de termijn verlengd met zes weken. Verweerder had dus uiterlijk op 29 februari 2024 moeten beslissen. Eiseres heeft verweerder op 27 februari 2024 in gebreke gesteld en verweerder heeft de ingebrekestelling op 29 februari 2024 ontvangen. Op dat moment was de beslistermijn nog net niet voorbij. Verweerder alvast in gebreke stellen, voor het geval er niet tijdig zou worden beslist, is in beginsel niet mogelijk. De hoofdregel is dan dat het beroep niet-ontvankelijk is. Om proceseconomische redenen blijft niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege, nu de ingebrekestelling niet zó vroeg door verweerder is ontvangen dat zij daarom niet als correcte ingebrekestelling kan worden aangemerkt. Eiseres kon op dat moment ook de verwachting hebben dat verweerder niet meer tijdig zou beslissen. Na afloop van de beslistermijn zijn twee weken voorbij gegaan.
Conclusie en gevolgen
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres.