In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 30 maart 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft op 20 maart 2024 verweerder in gebreke gesteld, waarna verweerder op 21 maart 2024 de ingebrekestelling heeft ontvangen. Aangezien de beslistermijn is overschreden, bepaalt de rechtbank dat verweerder alsnog binnen een bepaalde termijn moet beslissen. De rechtbank stelt dat verweerder dit moet doen binnen acht weken na verzending van deze uitspraak, rekening houdend met de grote hoeveelheid aanvragen die door verweerder behandeld moeten worden.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat verweerder de termijn voor het nemen van een vooraankondiging overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelt dat eiseres recht heeft op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders en openbaar gemaakt op 16 juli 2024.