ECLI:NL:RBZWB:2024:5676

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
BRE 23/1076
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake gemeentelijke heffingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 augustus 2024, wordt het verzet van de belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, ongegrond verklaard. Het verzet betreft een eerdere uitspraak van de rechtbank van 22 december 2023, waarin het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard wegens het ontbreken van een machtiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet tijdig de gevraagde machtiging en uittreksels uit het handelsregister heeft overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank. De rechtbank heeft de argumenten van mr. Bartels, die stelde dat hij de aangetekende brieven niet heeft ontvangen, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de ontvangst van de brieven voldoende is aangetoond door de track&trace gegevens van PostNL. De rechtbank benadrukt dat het indienen van een machtiging noodzakelijk is voor iemand die namens een ander beroep instelt, en dat het niet voldoen aan deze eis kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank wijst ook de verzoeken om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding af, omdat mr. Bartels niet gemachtigd was om deze verzoeken namens de belanghebbende in te dienen. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1076

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2024 op het verzet van

[belanghebbende] , te [plaats 1] , belanghebbende,

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 22 december 2023 in het geding tussen
belanghebbende
en
Het hoofd van de afdeling Belastingen van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 22 december 2023 waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet overleggen van een machtiging. Het beroep gaat over de aanslag gecombineerde gemeentelijke heffingen voor het object [adres] met aanslagnummer [nummer] .
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 26 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft mr. Bartels deelgenomen.

Procesverloop

2. Bij aangetekende brief van 10 maart 2023 is aan mr. Bartels een herinneringsnota voor het griffierecht ontvangen. Mr. Bartels heeft op 5 april 2023 het griffierecht betaald, zodat kan worden vastgesteld dat de aangetekende brief (herinneringsnota) van 10 maart 2023 door hem is ontvangen.
Procesverloop uittreksels kvk/machtiging
2.1.
Bij brief van 17 februari 2023 is mr. Bartels in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging en uittreksels uit het handelsregister te overleggen. Hierop heeft mr. Bartels niet gereageerd.
2.2.
Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 21 maart 2023 met een laatste termijn van twee weken. Volgens gegevens van track&trace van PostNL is de brief voor ontvangst afgetekend op het PostNL-punt op 22 maart 2023 om 07:47. Hierop heeft mr. Bartels bij brief van 27 maart 2023 gereageerd. In deze brief wordt niet concreet ingegaan op de vraag om stukken en wordt verwezen naar producties die niet zijn bijgevoegd. Het verzoek is nogmaals herhaald bij aangetekende brief van 17 april 2023.
Hierop heeft mr. Bartels gereageerd bij brief van 3 april 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 18 april 2023, een machtiging overgelegd die is ondertekend door [naam 1] met daarbij een e-mail van [naam 2] aan mr. Bartels met de opmerking dat hij en zijn echtgenote vennoten zijn in de V.O.F. en de vraag stelt of een machtiging die is ondertekend door één van hen voldoende is, waar mr. Bartels bevestigend op heeft gereageerd. Ook is er een uittreksel uit het handelsregister overgelegd van een in Nijmegen gevestigde eenmanszaak die niet op naam van een van de betrokkenen staat. Op 19 april 2023 heeft mr. Bartels nogmaals gereageerd en alsnog een uittreksel uit het handelsregister overgelegd van belanghebbende.
2.3.
De griffier heeft vervolgens geconstateerd dat volgens het uittreksel uit het handelsregister blijkt dat beide vennoten beperkt bevoegd zijn en heeft bij aangetekende brief van 28 april 2023 verzocht om binnen twee weken een (aanvullende) machtiging te overleggen die is ondertekend door [naam 2] . Volgens gegevens van track&trace van PostNL is de brief voor ontvangst afgetekend op het PostNL-punt op 2 mei 2023 om 12.11.
2.4.
Mr. Bartels heeft niet (tijdig) voldaan aan het verzoek van de rechtbank, waarna het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Overwegingen

3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 22 december 2023 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.
3.1.
Mr. Bartels voert in zijn verzetschrift geen gronden aan die ingaan op de gronden die zijn genoemd in de in verzet bestreden uitspraak. Wel heeft hij verzocht om te worden gehoord op het verzet. Ter zitting heeft hij aangevoerd dat hij de aangetekende brieven 21 maart, 17 en 28 april 2023 niet zelf voor ontvangst heeft getekend en dat op het moment dat voor ontvangst is getekend het Post.nl punt ook nog niet open is, zodat hij niet voor ontvangst kan hebben getekend. Daarmee lijkt hij te ontkennen dat hij die brief ook heeft ontvangen en daarom onvoldoende gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen. In dat geval had het beroep niet kennelijk niet-ontvankelijk mogen worden beschouwd. Daarnaast heeft mr. Bartels ter zitting geopperd dat de rechtbank ook uittreksels uit het handelsregister en machtigingen kan opzoeken in de overige procedures van belanghebbende om deze vervolgens te voegen in deze procedure.
3.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. Als de ander een rechtspersoon is of natuurlijk persoon die een onderneming drijft, kan de rechtbank ook verlangen dat – recente – uittreksels uit het handelsregister worden overgelegd.
Algemene betwisting van track&trace gegevens PostNL
3.4.
Mr. Bartels ontkent (ook in deze zitting in meerdere procedures) dat hij aangetekende zendingen heeft ontvangen en betwist dat uit de track&trace gegevens van PostNL kan blijken dat de aangetekend verzonden brieven ook zijn bezorgd: i) mr. Bartels stelt dat hij zendingen niet afgehaald kan hebben op de tijdstippen die staan vermeld op de track&trace. De tijdstippen zijn in de meeste gevallen van voor 08:30 uur en dan is het PostNL-punt nog niet open, ii) Daarnaast ontkent mr. Bartels dat de geplaatste handtekening op de track&trace de zijne is en hij verwijst daarvoor naar de door hem ingediende processtukken.
3.5.
Alle correspondentie aan mr. Bartels wordt verzonden naar het door hem opgegeven postbusadres [postbusnummer] te ( [postcode] ) [plaats 2] . Deze postbus bevindt zich op een PostNL-punt in een winkel van [naam winkel] aan het [straat] in [plaats 2] . Mr. Bartels heeft vorig jaar in meerdere verzetzaken met dezelfde argumenten de ontvangst van in die zaken door de rechtbank aangetekend verzonden stukken betwist. Na de zitting in die zaken heeft de heffingsambtenaar in één van die zaken gemeld dat hem bij navraag was gebleken dat de eigenaar en medewerkers van de [naam winkel] toegang hebben tot (een afschrift van) het identiteitsbewijs van mr. Bartels en dat de afspraak geldt dat zij namens mr. Bartels voor ontvangst van de aangetekende brieven tekenen. Deze werkwijze zou volgens die melding zijn ontstaan omdat mr. Bartels veel aangetekende post ontvangt en het zowel de eigenaar van de [naam winkel] als mr. Bartels het op deze manier veel tijd bespaart.
Naar aanleiding van de mededeling van die heffingsambtenaar heeft de rechtbank de behandeling in de verzetzaken van die zitting (BRE 21/4485, 21/4506, 21/5157, 21/5159, 21/5922, 21/5923, 21/5924, 21/5925, 22/356 tot en met 22/359 en 22/1566) heropend, teneinde de eigenaar en mogelijk ook medewerkers van het PostNL-punt hierover te horen. Mr. Bartels heeft daartegen op meerdere wijzen geprotesteerd en toen na veel moeite van de griffier (op 12 juni 2023) een zitting was bepaald waarbij ook mr. Bartels aanwezig kon zijn, heeft hij, zoals hij schreef “om hem moverende redenen”, op de een-na-laatste werkdag voor de zitting alle verzetschriften in de hiervoor genoemde zaken ingetrokken.
De (betwisting van de) ontvangst van aangetekende brieven in deze zaak
3.6.
De brieven van 21 maart en 28 april 2023 zijn aangetekend verzonden en volgens de track&trace gegevens van PostNL voor ontvangst getekend. De rechtbank ziet geen reden om te betwijfelen of deze ook zijn ontvangen. Het is immers in de eerste plaats mr. Bartels zelf die voor alle correspondentie een postbusnummer opgeeft. Daarbij komt dat, zoals hiervoor onder 2.3 is aangehaald, andere eveneens aangetekend verzonden brieven blijkens de reactie van mr. Bartels op die brieven, door hem zijn ontvangen, terwijl ook die brieven voor ontvangst zijn afgetekend op een moment dat het PostNL-punt nog niet open is. De rechtbank acht het onaannemelijk dat mr. Bartels de brieven van 21 maart, 17 en 28 april 2023 niet heeft ontvangen. De ontkenning van mr. Bartels dat de handtekening op het afhaalbericht de zijne is, is, ook in combinatie met het gegeven dat op het moment dat voor ontvangst is getekend het PostNL-punt nog niet open is voor het publiek, in dit geval een onvoldoende betwisting van de ontvangst. Er zijn verder, behoudens de ontkenning van de gemachtigde, geen aanwijzingen dat hij de brief niet zou hebben ontvangen. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank voldoende vaststaan dat mr. Bartels de brief heeft ontvangen (vergelijk Hof Arnhem-Leeuwarden, 21 november 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:9937). Dat hij de brief wel heeft ontvangen wordt in dit geval veeleer bevestigd doordat hij daarna wel reageerde en hij bij zijn reactie die door de rechtbank is ontvangen op 19 april 2023 de brief van de rechtbank van 17 april 2023 is meegestuurd. Waar nota bene door mr. Bartels op is geschreven ‘Nu: (nogmaals) met uittreksel kvk’.
De aangetekend verzonden brief van 28 april 2024 is blijkens de track&trace gegevens van PostNL op 2 mei om 12:11 uur voor ontvangst afgetekend. Hetgeen mr. Bartels over de handtekening en het tijdstip van ontvangst heeft opgemerkt, zal daarom geen betrekking hebben op deze brief, zodat vast staat dat die wel is ontvangen. Dat mr. Bartels nadien niet zelf ook een door de andere vennoot ondertekende machtiging heeft overgelegd, of heeft kunnen overleggen, kan derhalve voor rekening van opposante worden gelaten.
3.7.
De stelling van mr. Bartels dat de rechtbank het dossier zelf kan aan vullen met stukken uit een ander dossier van belanghebbende volgt de rechtbank niet. In elk van de dossiers waarin de rechtbank specifiek om stukken vraagt, dient degene aan wie dat wordt gevraagd, ervoor te zorgen dat de gevraagde stukken worden ingediend.
3.8.
Mr. Bartels heeft in verzet nog een machtiging overgelegd. De rechtbank overweegt dat bij het niet voldoen aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, het beroep wegens dit verzuim niet-ontvankelijk verklaard kan worden en dat het verzuim in verzet niet kan worden hersteld [1] . Daarbij komt dat de in verzet overgelegde stukken wederom niet de juiste machtiging bevat.

Conclusie en gevolgen

4. De gronden van het verzet slagen niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 22 december 2023. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding
4.1.
Nu niet is gebleken dat mr. D.A.N. Bartels is gemachtigd om namens belanghebbende te procederen is naar het oordeel van de rechtbank mr. D.A.N. Bartels ook niet bevoegd om namens belanghebbende een verzoek te doen om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding. De rechtbank wijst de verzoeken dan ook af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 9 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Vergelijk Hoge Raad, 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2