ECLI:NL:GHARL:2023:9937

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
22/615
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens ontbreken machtiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2023 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende B.V. tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 11 april 2023, waarin het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard. De niet-ontvankelijkheid was het gevolg van het ontbreken van een machtiging die de gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels, diende te overleggen. De heffingsambtenaar had eerder de waarde van een onroerende zaak vastgesteld en de aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. Belanghebbende had hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank had het beroep ongegrond verklaard en een schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. In hoger beroep ontbrak echter de volmacht van de gemachtigde, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid. Tijdens de behandeling van het verzet heeft mr. Bartels aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de verzuimbrief en dat hij de handtekening op de Track & Trace-gegevens betwistte. Het Hof oordeelde dat het ontbreken van de machtiging niet kon worden hersteld in verzet en dat de eerdere uitspraak terecht was. Het verzet werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 22/615
uitspraakdatum:21 november 2023
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het verzet van
[belanghebbende] B.V.te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gedane uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 11 april 2023 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 maart 2022, nummer LEE 19/3829, in het geding tussen belanghebbende
en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Leeuwarden(hierna: de heffingsambtenaar)
alsmede
de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak [adres1] 25 (inclusief nummer 23) te [plaats1] , per waardepeildatum 1 januari 2018, voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 814.000. Tegelijk met deze beschikking is voor dat jaar de aanslag onroerendezaakbelasting voor het eigenaarsgedeelte (OZBE) opgelegd.
1.2.
Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar zijn de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft de Rechtbank aan belanghebbende een vergoeding van immateriële schade (€ 500), proceskosten (€ 541) en griffierecht (€ 345) toegekend.
1.4.
Namens belanghebbende is tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld door Bartels Consultancy B.V. in de persoon van mr. D.A.N. Bartels (hierna: mr. Bartels). In het hogerberoepschrift staat onder meer: “De volmacht maakt reeds deel uit van het Rechtbankdossier”.
1.5.
In het Rechtbankdossier heeft het Hof geen volmacht aangetroffen. Volgens het beroepschrift bevindt de volmacht zich in “het dossier in prima als tweede bijlage bij het bezwaarschrift, dat door verweerder als eerste bij de zogenoemde A-stukken zal worden overgelegd.” Bij zijn verweerschrift heeft de heffingsambtenaar een afschrift van het bezwaarschrift met één bijlage gevoegd. In het bezwaarschrift staat: “De volmacht/opdracht van de belanghebbende is aangehecht, reeds in uw bezit c.q. wordt nagezonden”. De bijlage bij dat bezwaarschrift is een e-mail van belanghebbende aan mr. Bartels over ontvangen aanslagen, maar bevat niet een aan hem verstrekte volmacht.
1.6.
Bij aangetekende brief van 16 februari 2023 (hierna: de verzuimbrief) heeft de griffier van het Hof aan mr. Bartels medegedeeld dat geen volmacht is aangetroffen in het van de Rechtbank ontvangen dossier en hem daarom verzocht om “een volmacht toe te zenden waaruit blijkt dat u gemachtigd bent om namens de belanghebbende op te treden inzake dit hoger beroep.” In de verzuimbrief is aangegeven dat de termijn hiervoor eindigt op 16 maart 2023 en dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard, indien niet binnen die termijn aan dit verzoek gevolg wordt gegeven.
1.7.
Blijkens Track & Trace-gegevens van PostNL is de verzuimbrief op 17 februari 2023 om 7:45 uur afgehaald bij het PostNL-punt aan de [adres2] te [plaats2] en is voor ontvangst getekend.
1.8.
Het Hof heeft het hoger beroep bij uitspraak van 11 april 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld en op de mogelijke gevolgen te zijn gewezen, in hoger beroep geen machtiging is overgelegd en een geldige machtiging evenmin tot het Rechtbankdossier behoort.
1.9.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof verzet aangetekend.
1.10.
Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend op 22 september 2023 en 30 oktober 2023. Tot die laatste stukken behoren volmachten, waarin volmacht wordt verstrekt aan Bartels Consultancy B.V. in de persoon van mr. Bartels, die niet specifiek op deze procedure betrekking hebben. Er is een volmacht op 30 augustus 2022 ondertekend door [naam1] (hierna: [naam1] ), en een op 1 september 2022 door [naam2] (hierna: [naam2] ). [naam1] en [naam2] zijn blijkens uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel sinds 8 augustus 2022 gezamenlijk bevoegd (middellijk) bestuurders van belanghebbende. Op 5 juni 2023 hebben [naam1] en [naam2] een nieuwe volmacht verstrekt.
1.11.
Het verzet is ter digitale zitting van het Hof behandeld op 1 november 2023 te Arnhem. Ter zitting is gehoord mr. Bartels, namens belanghebbende.

2.Gronden van het verzet

2.1.
Namens belanghebbende heeft mr. Bartels in het verzetschrift en ter zitting van het Hof het volgende aangevoerd. Voor het opvragen van een machtiging bestond geen enkele aanleiding, omdat uit de vele WOZ-procedures die hij namens belanghebbende voert, ook bij dit Hof, bekend is dat hij als gemachtigde van belanghebbende optreedt. Overigens bestrijdt hij in de gelegenheid te zijn gesteld om het verzuim te herstellen. De verzuimbrief heeft hij niet ontvangen. Hij bestrijdt dat de handtekening in de Track&Trace-gegevens de zijne is. Op het aangegeven tijdstip waarop de verzuimbrief zou zijn afgehaald, was de afhaallocatie (het desbetreffende PostNL-punt) bovendien nog niet geopend (pas vanaf 8:30 uur).
2.2.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het verzet.

3.Beoordeling van het verzet

3.1.
Op grond van artikel 8:24, tweede lid, van de Awb, kan de bestuursrechter een schriftelijke machtiging verlangen van een gemachtigde die geen advocaat is, om na te gaan of degene die zich als gemachtigde namens een belanghebbende aandient daartoe werkelijk bevoegd is. Onder de omstandigheden zoals hiervoor in overweging 1.4 en 1.5 weergegeven, kon aan het uitblijven van een reactie op het in overweging 1.6 bedoelde verzoek een machtiging over te leggen de gevolgtrekking worden verbonden dat het beroep niet-ontvankelijk is (vergelijk HR 28 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1558). De andersluidende opvatting van belanghebbende wordt daarmee verworpen.
3.2.
Mr. Bartels ontkent dat hij de verzuimbrief heeft ontvangen. Volgens de Track&Trace-gegevens van PostNL is deze brief op 17 februari 2023 om 7:45 uur afgehaald op de afhaallocatie (het PostNL-punt) en is voor ontvangst getekend. Mr. Bartels ontkent dat deze handtekening de zijne is. Voor zijn handtekening heeft hij verwezen naar de van hem afkomstige processtukken.
3.3.
Stukken worden per aangetekende post verzonden om zekerheid te hebben dat de brief te bestemder plaatse is aangekomen (vgl. Kamerstukken II 1991/92, 22 495, nr. 3, p. 124). De verzuimbrief is aangetekend verzonden en volgens de Track&Trace-gegevens van PostNL afgehaald. Deze gegevens zijn - zo is het Hof uit eigen wetenschap bekend - in overeenstemming met de gegevens van andere aangetekende stukken die de griffier aan mr. Bartels heeft gezonden en waarvan vaststaat dat mr. Bartels deze heeft ontvangen, ook als volgens Track & Trace-gegevens het desbetreffende poststuk vóór 8:30 uur is afgehaald en de geplaatste handtekening weinig gelijkenis vertoont met de handtekening onder de van mr. Bartels afkomstige processtukken. De ontkenning van mr. Bartels dat de handtekening op het afhaalbericht de zijne is, laat de mogelijkheid open dat iemand anders namens hem voor ontvangst heeft getekend. Er zijn verder, behoudens de ontkenning van de gemachtigde, geen aanwijzingen dat hij de brief niet zou hebben ontvangen. Op grond van het vorenstaande acht het Hof aannemelijk dat mr. Bartels de verzuimbrief heeft ontvangen (vergelijk Hof Arnhem-Leeuwarden 14 februari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:1333).
3.4.
Kort voor de zitting in verzet heeft mr. Bartels alsnog volmachten overgelegd (zie 1.10). Het niet overleggen van een machtiging kan in verzet echter niet worden hersteld (vergelijk HR 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2).
Slotsom
Binnen de termijn die in de verzuimbrief is genoemd, is namens belanghebbende geen machtiging overgelegd. Op de mogelijke gevolgen hiervan is in de verzuimbrief gewezen. Het hoger beroep is bij de in verzet bestreden uitspraak daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Op grond van het vorenstaande is het verzet ongegrond.

4.Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.R. Woeltjes, voorzitter, mr. B.F.A. van Huijgevoort en mr. M.M. Breij, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 21 november 2023
De griffier, De voorzitter,
(J.W.J. de Kort) (V.F.R. Woeltjes)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 22 november 2023.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.