ECLI:NL:RBZWB:2024:5670

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
BRE 22/2068
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in WOZ-zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 augustus 2024, werd het verzet van de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk ongegrond verklaard. Het verzet was gericht tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 16 augustus 2022, waarin het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard wegens het niet overleggen van een juiste machtiging en uittreksels van de Kamer van Koophandel. De rechtbank behandelde het verzet op 26 juli 2024, waarbij mr. D.A.N. Bartels, de gemachtigde van de belanghebbende, aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de betwisting van de ontvangst van aangetekende brieven door mr. Bartels onvoldoende specifiek was. De rechtbank concludeerde dat de aangetekende brief van 15 juni 2022, waarin de rechtbank het beroep op betalingsonmacht afwees, door mr. Bartels was ontvangen. De rechtbank wees erop dat mr. Bartels in eerdere procedures ook had betwist aangetekende zendingen te hebben ontvangen, maar dat de track&trace gegevens van PostNL bevestigden dat de brieven waren bezorgd.

De rechtbank benadrukte dat indien iemand namens een ander beroep instelt, hij op verzoek van de rechtbank een machtiging moet indienen. Het niet voldoen aan deze vereiste kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. Aangezien mr. Bartels niet kon aantonen dat hij gemachtigd was om namens de belanghebbende op te treden, werd ook het verzoek om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding afgewezen. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en bevestigde de eerdere uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/2068

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2024 op het verzet van

[belanghebbende], te [plaats 1] , belanghebbende,
(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 16 augustus 2022 in het geding tussen
belanghebbende
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk, de heffingsambtenaar

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 16 augustus 2022 waarin de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet overleggen van een juiste machtiging en uittreksels van de kamer van koophandel. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking voor het object [adres] (restaurant) te [plaats 1] met aanslagnummer [nummer] .
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 26 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft mr. Bartels deelgenomen.

Procesverloop

2. In de brief van 16 mei 2022 bericht mr. Bartels dat tijdig een beroep wordt gedaan op betalingsonmacht. Dit is door de griffier van de rechtbank aangemerkt als een beroep op betalingsonmacht. Bij aangetekende brief van 24 mei 2024 is mr. Bartels gevraagd om binnen twee weken de financiële gegevens te overleggen van belanghebbende om het beroep op betalingsonmacht te kunnen beoordelen. Volgens de track&trace gegevens van PostNL is de brief bezorgd/afgehaald bij een PostNL-punt op 25 mei 2022 om 07:40 met een handtekening voor ontvangst. De brief van mr. Bartels van 30 mei 2022 heeft de rechtbank aangemerkt als een reactie op haar verzoek. Omdat niet de gevraagde gegevens zijn overgelegd is bij aangetekende brief van 15 juni 2022 het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
2.1.
Omdat mr. Bartels op 9 juni 2022 € 50,- had betaald, is hij met de brief van 15 juni 2022 in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na dagtekening het verschuldigde en resterend bedrag aan griffierecht van € 315,- te voldoen. Mr. Bartels heeft vervolgens op 13 juli 2022 de betaling voldaan, zodat kan worden vastgesteld dat de aangetekende brief van 15 juni 2022 door hem is ontvangen.
Procesverloop uittreksels kvk/machtiging
2.2.
Bij brief van 20 april 2022 is mr. Bartels in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging en uittreksels uit het handelsregister te overleggen. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 23 mei 2022 met een termijn van twee weken. Volgens gegevens van track&trace van PostNL is de brief voor ontvangst afgetekend op het PostNL-punt op 25 mei 2022 om 07:42.
2.3.
Het verzoek is nogmaals herhaald bij aangetekende brief van 15 juni 2022 met een laatste termijn van twee weken. Volgens gegevens van track&trace van PostNL is de brief voor ontvangst afgetekend op het PostNL-punt op 16 juni 2022 om 07:49. Ook hierop heeft mr. Bartels bij brief van 20 juni 2022 gereageerd met: ‘
Terzake uw dossier met het griffienummer 22/2068 bericht ik u hierdoor – nogmaals én oprecht – dat ik namens onze klant reeds tijdig voor al het nodige c.q. door u (nu) gevraagde compleet en wel heb zorggedragen! Anders ,, verzuim-herstel”? We willen toch géén ,,dubbel werk” van elkaar?’. Bij deze brief zaten geen stukken bijgevoegd.
2.4.
Mr. Bartels heeft niet (tijdig) voldaan aan het verzoek van de rechtbank, waarna het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Overwegingen

3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 16 augustus 2022 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.
3.1.
Mr. Bartels voert in zijn verzetschrift geen gronden aan die ingaan op de gronden die zijn genoemd in de in verzet bestreden uitspraak. Wel heeft hij verzocht om te worden gehoord op het verzet.
Ter zitting heeft hij aangevoerd dat hij de aangetekende brief van 15 juni 2022 niet zelf voor ontvangst heeft getekend en dat op het moment dat voor ontvangst is getekend het PostNL-punt ook nog niet open is, zodat hij niet voor ontvangst kan hebben getekend. Daarmee lijkt hij te ontkennen dat hij die brief ook heeft ontvangen en daarom onvoldoende gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen. In dat geval had het beroep niet kennelijk niet-ontvankelijk mogen worden beschouwd.
3.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. Als de ander een rechtspersoon is of een natuurlijk persoon die een onderneming drijft, kan de rechtbank ook verlangen dat – recente – uittreksels uit het handelsregister worden overgelegd.
Algemene betwisting van track&trace gegevens PostNL
3.4.
Mr. Bartels ontkent (ook in deze zitting in meerdere procedures) dat hij aangetekende zendingen heeft ontvangen en betwist dat uit de track&trace gegevens van PostNL kan blijken dat de aangetekend verzonden brieven ook zijn bezorgd: i) mr. Bartels stelt dat hij zendingen niet afgehaald kan hebben op de tijdstippen die staan vermeld op de track&trace. De tijdstippen zijn in de meeste gevallen van voor 08:30 uur en dan is het PostNL-punt nog niet open, ii) Daarnaast ontkent mr. Bartels dat de geplaatste handtekening op de track&trace de zijne is en hij verwijst daarvoor naar de door hem ingediende processtukken.
3.5.
Alle correspondentie aan mr. Bartels wordt verzonden naar het door hem opgegeven postbusadres [postbus] te ( [postcode] ) [plaats 2] . Deze postbus bevindt zich op een PostNL-punt in een winkel van [bedrijf] aan het [straat] in [plaats 2] . Mr. Bartels heeft vorig jaar in meerdere verzetzaken met dezelfde argumenten de ontvangst van in die zaken door de rechtbank aangetekend verzonden stukken betwist. Na de zitting in die zaken heeft de heffingsambtenaar in één van die zaken gemeld dat hem bij navraag was gebleken dat de eigenaar en medewerkers van de [bedrijf] toegang hebben tot (een afschrift van) het identiteitsbewijs van mr. Bartels en dat de afspraak geldt dat zij namens mr. Bartels voor ontvangst van de aangetekende brieven tekenen. Deze werkwijze zou volgens die melding zijn ontstaan omdat mr. Bartels veel aangetekende post ontvangt en het zowel de eigenaar van de [bedrijf] als mr. Bartels het op deze manier veel tijd bespaart.
Naar aanleiding van de mededeling van die heffingsambtenaar heeft de rechtbank de behandeling in de verzetzaken van die zitting (BRE 21/4485, 21/4506, 21/5157, 21/5159, 21/5922, 21/5923, 21/5924, 21/5925, 22/356 tot en met 22/359 en 22/1566) heropend, teneinde de eigenaar en mogelijk ook medewerkers van het PostNL-punt hierover te horen. Mr. Bartels heeft daartegen op meerdere wijzen geprotesteerd en toen na veel moeite van de griffier (op 12 juni 2023) een zitting was bepaald waarbij ook mr. Bartels aanwezig kon zijn, heeft hij, zoals hij schreef “om hem moverende redenen”, op de een-na-laatste werkdag voor de zitting alle verzetschriften in de hiervoor genoemde zaken ingetrokken.
De (betwisting van de) ontvangst van aangetekende brieven in deze zaak
3.6.
De brief van 15 juni 2022 is aangetekend verzonden en volgens de track&trace gegevens van PostNL voor ontvangst getekend. De rechtbank ziet geen reden om te betwijfelen of deze ook is ontvangen. Het is immers in de eerste plaats mr. Bartels zelf die voor alle correspondentie een postbusnummer opgeeft. Daarbij komt dat, zoals hiervoor onder 2 en 2.1 is aangehaald, andere eveneens aangetekend verzonden brieven blijkens de reactie van mr. Bartels op die brieven, door hem zijn ontvangen, terwijl ook die brieven voor ontvangst zijn afgetekend op een moment dat het PostNL-punt nog niet open is. De rechtbank acht het onaannemelijk dat mr. Bartels de brief van 15 juni 2022 niet heeft ontvangen. De ontkenning van mr. Bartels dat de handtekening op het afhaalbericht de zijne is, is, ook in combinatie met het gegeven dat op het moment dat voor ontvangst is getekend het PostNL-punt nog niet open is voor het publiek, in dit geval een onvoldoende betwisting van de ontvangst. Er zijn verder, behoudens de ontkenning van de gemachtigde, geen aanwijzingen dat hij de brief niet zou hebben ontvangen. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank voldoende vaststaan dat mr. Bartels de brief heeft ontvangen (vergelijk Hof Arnhem-Leeuwarden, 21 november 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:9937). Dat hij de brief wel heeft ontvangen wordt in dit geval veeleer bevestigd doordat hij daarna wel reageerde en overigens ook nog verwijst naar ‘verzuim-herstel’. En ondanks dat de rechtbank nogmaals een herhaald verzoek doet om de stukken te overleggen doet mr. Bartels dit niet omdat hij in de veronderstelling lijkt te zijn dat hij het verzuim reeds heeft hersteld.
3.7.
De rechtbank overweegt dat bij het niet voldoen aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, het beroep wegens dit verzuim niet-ontvankelijk verklaard kan worden en dat het verzuim in verzet niet kan worden hersteld [1] . Ook is niet gebleken van omstandigheden die het niet indienen van de gevraagde stukken verschoonbaar maakt.

Conclusie en gevolgen

4. De gronden van het verzet slagen niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 16 augustus 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding
4.1.
Nu niet is gebleken dat mr. D.A.N. Bartels is gemachtigd om namens belanghebbende te procederen is naar het oordeel van de rechtbank mr. D.A.N. Bartels ook niet bevoegd om namens belanghebbende een verzoek te doen om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding. De rechtbank wijst de verzoeken dan ook af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 9 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Vergelijk Hoge Raad, 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2