In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 augustus 2024, werd het verzet van de belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, ongegrond verklaard. Het verzet was gericht tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 19 december 2023, waarin het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard wegens het niet overleggen van een juiste machtiging en uittreksels van de Kamer van Koophandel. De zaak betreft een WOZ-beschikking voor een object in Breda, met bijbehorende onroerendezaakbelasting. De rechtbank oordeelde dat de betwisting van de ontvangst van aangetekende brieven door de belanghebbende onvoldoende specifiek was. De rechtbank had eerder mr. Bartels de gelegenheid gegeven om de benodigde documenten te overleggen, maar hij had niet tijdig voldaan aan deze verzoeken. Tijdens de zitting voerde mr. Bartels aan dat hij niet zelf voor ontvangst had getekend en dat de handtekening op de track&trace gegevens niet de zijne was. De rechtbank oordeelde echter dat er geen reden was om te twijfelen aan de ontvangst van de brieven, gezien de track&trace gegevens en eerdere reacties van mr. Bartels op andere correspondentie. De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Tevens werd het verzoek om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding afgewezen, omdat mr. Bartels niet bevoegd was om namens de belanghebbende op te treden.