In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 augustus 2024, werd het verzet van belanghebbende V.O.F. ongegrond verklaard. Het verzet volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank van 19 december 2022, waarin het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet overleggen van de gevraagde uittreksels van de Kamer van Koophandel. De gemachtigde van belanghebbende, mr. D.A.N. Bartels, betwistte de ontvangst van aangetekende brieven van de rechtbank, maar de rechtbank oordeelde dat de ontvangst voldoende was aangetoond door middel van track&trace gegevens van PostNL. De rechtbank concludeerde dat mr. Bartels niet tijdig had voldaan aan de verzoeken van de rechtbank, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
Tijdens de zitting van 26 juli 2024 heeft mr. Bartels zijn verzet toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat hij geen relevante gronden had aangevoerd die de eerdere beslissing konden weerleggen. De rechtbank benadrukte dat indien iemand namens een ander beroep instelt, een machtiging moet worden overgelegd. Het niet voldoen aan deze eis kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank wees ook het verzoek om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding af, omdat mr. Bartels niet bevoegd was om namens belanghebbende op te treden.
De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. De beslissing werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.