ECLI:NL:RBZWB:2024:558

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_2495
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek wegens illegale bewoning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2024, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek beoordeeld. Eisers, die zelf in een naastgelegen woning wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun verzoek om handhaving wegens illegale bewoning van een pand in hun buurt. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft het verzoek op 14 januari 2021 afgewezen, waarna eisers in beroep zijn gegaan. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 15 december 2022 het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

In het bestreden besluit van 3 april 2023 heeft het college opnieuw het bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand gelaten. Eisers hebben hiertegen opnieuw beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 2 juni 2023 werd afgewezen. Tijdens de zitting op 2 november 2023 heeft de rechtbank het beroep behandeld, waarbij eisers en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het college niet op goede gronden heeft besloten om af te zien van handhavend optreden. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van overtreding van het bestemmingsplan, aangezien er niet alleen studenten in het pand wonen, maar ook arbeidsmigranten, wat niet is toegestaan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op het handhavingsverzoek. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2495

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [plaats 1] , eisers
(gemachtigde: mr. M. Godderij),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg .

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [bedrijf] B.V. uit [plaats 2] ( [bedrijf] ).
(gemachtigde: [gemachtigde] )

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om handhaving wegens volgens hen illegale bewoning van het pand [adres] in [plaats 1] . Zelf wonen eisers in de naastgelegen woning.
1.1.
Het college heeft dit handhavingsverzoek met het besluit van 14 januari 2021 afgewezen. Op 8 februari 2021 hebben eisers hier bezwaar tegen gemaakt. Op 25 augustus 2021 beslist het college op het bezwaar van eisers en laat hij de weigering om handhavend op te treden in stand. Hiertegen hebben eisers beroep ingesteld. Op 15 december 2022 verklaart de rechtbank dit beroep gegrond voor zover het is ingediend namens eisers, vernietigt zij de weigering om handhavend op te treden en draagt zij het college op binnen drie maanden na verzending van de uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. [1]
1.2.
Met het bestreden besluit van 3 april 2023 heeft het college aan deze opdracht voldaan. Hij verklaart daarbij het bezwaar weer ongegrond en laat de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand. Eisers hebben hier weer beroep tegen ingesteld. Ook hebben zij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, waarin zij de voorzieningenrechter verzoeken het college op te dragen binnen zeer korte tijd een last onder dwangsom op te leggen wegens het overtreden van het bestemmingsplan. Dat verzoek is op 2 juni 2023 afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang. [2]
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, [naam 1] en [naam 2] namens het college, [naam 3] namens [bedrijf] en de gemachtigde van [bedrijf] .
1.5.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden heeft besloten af te zien van handhavend optreden. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Wat mag volgens het bestemmingsplan?
5. Eisers geven aan dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden overtreden. Bij een controle op 19 januari 2023 is gebleken dat het aannemelijk is dat er sprake is van een overtreding. Er staan vijf personen ingeschreven waarvan er drie niet de Nederlandse nationaliteit hebben. Dit zijn waarschijnlijk arbeidsmigranten.
5.1
Het college geeft aan dat het aannemelijk is dat op het adres niet alleen studenten wonen. Huisvesting van maximaal vijf studenten is toegestaan, maar het huisvesten van arbeidsmigranten mag niet ter plaatse. Er is dus sprake is van een overtreding van de voorschriften van het bestemmingsplan.
5.2
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat op het adres [adres] niet alleen maar studenten wonen. De woning waar het om gaat ligt in het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ en heeft daarin de bestemming ‘Wonen’. Deze gronden zijn bestemd voor:
‘a. wonen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen (…).’
Onder een grondgebonden woning wordt verstaan een met de grond verbonden woning, bedoeld voor de huisvesting van een huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
5.3
In de woning [adres] te [plaats 1] is wonen in een (grondgebonden) woning toegestaan. Daarin mag één huishouden worden gehuisvest. Onder huishouden moet volgens het bestemmingsplan worden verstaan een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waarbij een maximum van 5 voor studenten wordt gehanteerd. De Afdeling heeft geoordeeld [3] in een soortgelijke zaak die speelt in [plaats 1] en waarin een bestemmingsplan van toepassing is met nagenoeg dezelfde bepaling hoe dit moet worden uitgelegd. Het maximum van 5 personen moet worden beschouwd als een invulling van de in het artikelonderdeel opgenomen woorden “twee of meer personen”. Dat betekent dat, voor zover het gaat om studenten, onder een huishouden wordt verstaan: een alleenstaande, dan wel maximaal 5 studenten, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding moeten voeren. De eis van een duurzame gemeenschappelijke huishouding geldt dus ook voor studenten.
Het college is er in het bestreden besluit vanuit gegaan dat de eis van het voeren van een gemeenschappelijke huidhouding niet geldt voor studenten. Verder is het college van mening dat er geen verschil bestaat tussen studenten en arbeidsmigranten of andere vergelijkbare woonvormen.
Wat hier ook van zij, deze vormen van samenleving vormen niet een, maar meerdere huishoudens. Dan is er geen sprake van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. In het geval van een grondgebondenwoning als het pand [adres] te [plaats 1] moet hiervan echter wel sprake zijn. Er is dus niet alleen sprake van strijd met het bestemmingsplan omdat het gedeeltelijk om arbeidsmigranten gaat, maar ook omdat er sprake is van huisvesting van studenten die geen gezamenlijke huishouding voeren. Er wordt, bestemmingsplanmatig gezien, niet gewoond in één woning. Dit is dus niet toegestaan.
Is het college bevoegd handhavend op te treden?
6. Op grond van artikel 125 van de Gemeentewet is het college bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, indien de last strekt tot handhaving van regels die het gemeentebestuur uitvoert. Op grond van artikel 2.1 van de Wabo voert het college de regels omtrent het bouwen en het bestemmingsplan uit. Op grond van artikel 5:32 en 5:4 van de Awb is het college ook bevoegd een last onder dwangsom op te leggen.
Mocht het college afzien van handhavend optreden wegens mogelijke overtreding van het bestemmingsplan?
7.Eisers zijn van mening dat er nog steeds geen concreet zicht op legalisatie is. Dat het strijdige gebruik gelegaliseerd kan worden met de toepassing van de kruimelgevallenregeling is ook geen reden om niet handhavend op te treden. Er was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog geen aanvraag om een vergunning ingediend.
7.1
Het college blijft bij zijn standpunt dat bewoning door arbeidsmigranten, expats en vergelijkbare woonvormen gelijkgesteld moet worden aan bewoning door studenten. Hij verwijst daarbij ook naar de vastgestelde en bekendgemaakte nieuwe bestemmingsplansystematiek. [4] Volgens het college is handhaving onevenredig in dit geval.
7.2
[bedrijf] vindt dat er (inmiddels) sprake is van concreet zicht op legalisering. Er is een aanvraag ingediend en de verwachting is dat de vergunning verleend zal worden.
7.3
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
7.4
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van concreet zicht op legalisering. Er is inmiddels een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend. Dat is echter pas gebeurd na het bestreden besluit, zodat de rechtbank die aanvraag niet mee kan nemen in de beoordeling van het bestreden besluit. Bovendien heeft het college geen toezeggingen gedaan dat deze vergunning verleend zal worden, zodat uit het feit dat een aanvraag is ingediend niet de conclusie kan worden getrokken dat er concreet zicht op legalisatie is. Er moet immers nog een beoordeling van de aanvraag plaats vinden.
7.5
Het college heeft niet goed gemotiveerd waarom handhavend optreden in dit geval onevenredig is. Zoals in rechtsoverweging 5.3 is overwogen is ook het huisvesten van 5 studenten die geen duurzame gezamenlijke huishouding voeren in strijd met het bestemmingsplan. Het argument dat huisvesting van arbeidsmigranten vergelijkbaar is met de huisvesting van studenten en daarom ook toegestaan moet worden, gaat daarmee niet op. Zowel huisvesting van arbeidsmigranten als van studenten die geen gezamenlijke huishouding voeren is niet toegestaan. Er is daarom geen sprake van een ontoelaatbaar onderscheid tussen arbeidsmigranten en studenten. Als het college de huisvesting van arbeidsmigranten en studenten die geen gezamenlijke huishouding vormen toe wil laten, dan ligt het in de rede dat te legaliseren in plaats van af te zien van handhavend optreden. Dit betekent dat de aangevoerde beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen. Het college moet een nieuw besluit nemen op het handhavingsverzoek. De rechtbank zal niet zelf in de zaak voorzien, omdat het college beoordelingsruimte heeft bij het nemen van een besluit op een handhavingsverzoek. Bij de heroverweging moet het college de inhoud van deze uitspraak en de uitspraak van de Afdeling van 5 juli 2023 betrekken.
8.1
Eisers hebben verzocht om vergoeding van de proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Ook het griffierecht van € 184,- moet het college aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 24 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan]

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:
[. . .]
43 grondgebonden woning
Onder grondgebonden woning wordt verstaan een met de grond verbonden woning, bedoeld voor de huisvesting van een huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
54 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waarbij de volgende maxima zijn opgenomen:
studenten: maximaal 5[. . .]

Artikel 13 Wonen

13.1
Bestemmingsomschrijving
13.1.1
Functie
De op de plankaart voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen;
bouwwerken van algemeen nut.

Voetnoten

1.Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15 december 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:7704
2.Voorzieningenrechter Zeeland-West-Brabant, 2 juni 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:3809
3.ABRvS, 5 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2581
4.Gemeenteblad 2016, 54314