ECLI:NL:RBZWB:2022:7704

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2907
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek inzake bewoning door arbeidsmigranten en de eisen van het bestemmingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2022, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavend verzoek door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg beoordeeld. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de bewoning van een pand door een arbeidsmigrant, het niet voldoen aan de eisen van de omzettingsvergunning en het bouwbesluit. Het college heeft het handhavingsverzoek op 14 januari 2021 afgewezen, waarna eisers in beroep zijn gegaan. De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2022 behandeld.

De rechtbank verklaart het beroep van eisers 2 niet-ontvankelijk, omdat zij geen procesbelang meer hebben na hun verhuizing. Het beroep van eisers 1 wordt gegrond verklaard, omdat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de feitelijke situatie. De rechtbank oordeelt dat het college niet heeft aangetoond dat er geen overtreding van het bestemmingsplan is en dat handhavend optreden niet onterecht zou zijn. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen.

De rechtbank oordeelt verder dat eisers 1 recht hebben op vergoeding van proceskosten, vastgesteld op € 1.518,00, en dat het college het griffierecht van € 181,- aan hen moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2907

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2022 in de zaak tussen

[namen eisers1](eisers 1)
en [namen eisers2](eisers 2), uit [plaatsnaam] , eisers
(gemachtigde: mr. M. Godderij),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college)
(gemachtigde: L.P.F. Warnier).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam belanghebbende] uit [plaatsnaam2] (de verhuurder)
(gemachtigde: mr. E. Beele).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing door het college van het verzoek om handhavend op te treden tegen de bewoning van het pand aan de [adres] in [plaatsnaam] door een arbeidsmigrant, het niet voldoen aan de eisen van de omzettingsvergunning en het niet voldoen aan het bouwbesluit van de elektrische installatie.
1.1
Het college heeft dit handhavingsverzoek met het besluit van 14 januari 2021 afgewezen. Op 8 februari 2021 hebben eisers hier bezwaar tegen gemaakt. Op 21 mei 2021 heeft het college nog niet op het bezwaar beslist en hebben eiser hem in gebreke gesteld. Op 7 juli 2021 dienen eisers beroep in wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaar. Met het bestreden besluit van 25 augustus 2021 beslist het college alsnog op het bezwaar van eisers en heeft het college de weigering om handhavend op te treden in stand gelaten. Bij brief van 14 september 2021 hebben eisers aangegeven dat het beroep zich ook tegen deze weigering richt en hebben ze het beroep toegelicht.
1.2
De verhuurder heeft hierop schriftelijk gereageerd.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college, [vertegenwoordiger vwr] , vertegenwoordiger van de verhuurder en de gemachtigde van de verhuurder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden heeft besloten om niet over te gaan tot handhavend op treden. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1
De rechtbank verklaart het beroep voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet ontvankelijk. Daarnaast wordt het beroep van eisers 2 tegen het besluit van 25 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep van eisers 1 verklaart de rechtbank gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
4. Beoordeling beroep wegens niet tijdig beslissen.
Vast staat dat het college heeft beslist op de bezwaren van eisers en de verbeurde dwangsom heeft vastgesteld, zodat de vraag rijst naar het belang van eisers bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen. Eisers hebben met het beroep tegen het niet tijdig beslissen immers bereikt wat zij daarmee konden bereiken. De rechtbank zal het beroep tegen het niet tijdig beslissen daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Hebben eisers 2 nog procesbelang?
5. Gemachtigde van eisers 2 heeft aangegeven dat ze zijn verhuisd naar een andere wijk. Dat betekent dat zij geen belang meer hebben bij handhavend optreden door het college. Nu zij samen met eisers 1 beroep hebben ingesteld, hebben zij ook geen belang bij een proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dus dat eisers 2 geen belang meer hebben bij voortzetting van de procedure.
Moet het college handhavend optreden wegens de ervaren overlast?
6. Eisers zijn van mening dat het college vanwege de ervaren overlast op moest treden tegen de bewoning van de woning naast hen. Het betreft woon- en leefgeluiden en de uitstraling op de omgeving. Volgens de omzettingsvergunning moet de verhuurder hier in bemiddelen. Het was echter niet bekend wie de verhuurder was.
6.1
Het college stelt dat de ervaren overlast niet anders is dan wat verwacht kan worden van normale bewoning. Inmiddels is ook de verhuurder bekend, zodat er dat geen overtreding meer is.
6.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de ervaren overlast het gevolg is van een overtreding van een bestuursrechtelijke norm. Zij geven ook niet aan welke norm concreet wordt overtreden. De rechtbank ziet geen bevoegdheid op grond waarvan het college tegen de genoemde overlast op kan treden. Dat de verhuurder mogelijk in gebreke is gebleven bij het bemiddelen bij klachten kan niet worden vastgesteld en is niet de directe oorzaak van de overlast.
Is er een overtreding met betrekking tot het bestemmingsplan?
7. Eisers geven aan dat er een arbeidsmigrant woont op het adres [adres] in [plaatsnaam] en dat dat niet is toegestaan volgens het bestemmingsplan. Ten onrechte is er geen onderzoek geweest door middel van een huisbezoek.
7.1
Het college geeft aan dat ondanks een onderzoek bestaande uit een administratieve controle in de Basisregistratie personen (Brp) en contact met de verhuurder niet vast is gesteld dat er arbeidsmigranten wonen. De nationaliteit zegt niets over de vraag of iemand arbeidsmigrant of student is. Het feit dat mensen in zijn geschreven in het Brp is een aanwijzing dat geen sprake is van arbeidsmigranten.
7.2
De woning waar het om gaat ligt in het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ en heeft daarin de bestemming ‘Wonen’. Deze gronden zijn bestemd voor:
‘a. wonen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen;
b. bouwwerken van algemeen nut.’
Het bestemmingsplan definieert een grondgebonden woning als: ‘Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.’
Een huishouden is gedefinieerd als: ‘Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waarbij de volgende maxima zijn opgenomen: -studenten: maximaal 5; -beschermd wonen: maximaal 12;’
In de woning is dus één huishouden toegestaan, waarbij maximaal vijf studenten als één huishouden worden gerekend. Een arbeidsmigrant valt hier niet onder. Het college erkent dit ook in de beslissing op bezwaar van 18 maart 2022, terugverwijzend naar het besluit van 14 september 2020 op het bezwaar inzake de huisvestingsvergunning: ‘In onze beslissing op bezwaar van 14 september 2020 hebben we nadrukkelijk gemotiveerd en geconcludeerd dat op grond van [. . .] het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] 2008’ gebruik van de omzettingsvergunning door arbeidsmigranten niet is toegestaan’.
Uit het onderzoek van het college blijkt niet welke status de bewoners van het pand [adres] hebben. Ook uit een bezoekrapport van een bezoek op 9 juli 2021 blijkt dit niet. Voor de toetsing of de bewoning in het bestemmingsplan past, is dit wel van belang. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of er sprake is van een overtreding en of het college bevoegd was handhavend op te treden. Het college heeft in strijd gehandeld met artikel 3:2 van de Awb door niet alle relevante feiten te verzamelen alvorens een besluit te nemen.
Mocht het college afzien van handhavend optreden wegens mogelijke overtreding van het bestemmingsplan?
8. Hoewel het college geen overtreding heeft vastgesteld en daarom al niet handhavend op kon treden, toetst de rechtbank of er, zoals het college stelt, redenen zijn om niet handhavend op te treden, ook als er wel een overtreding zou zijn geconstateerd. Mocht handhavend optreden ook dan niet aan de orde zijn, dan kan de rechtbank in het kader van de finale geschilbeslechting het bestreden besluit of de rechtsgevolgen daarvan in stand laten.
8.1
Het college ziet geen principieel verschil tussen bewoning door studenten of door arbeidsmigranten. Het college wil dit verschil in een opvolgend bestemmingsplan ook opheffen. Dus zelfs als er op dit moment al sprake zou zijn van gebruik in strijd met het bestemmingsplan, ziet het college geen redenen om hier handhavend tegen op te treden.
8.1
Voor zover het college zich beroept op (concreet) zicht op legalisatie gaat dat niet op. Er ligt nog geen (voor)ontwerpbestemmingsplan ter inzage waaruit deze voorgenomen wijziging blijkt. Bovendien moet het bestemmingsplan door de gemeenteraad worden vastgesteld en niet door het college. De gemeenteraad heeft zich nog niet uitgesproken over deze mogelijke wijziging.
Hoewel het college stelt dat handhavend optreden onevenredig en zelfs discriminatoir zou zijn legt het college niet uit waarom hij die mening is toegedaan. Bij het besluit of een omzettingsvergunning kon worden verleend gold het standpunt dat er geen principieel verschil is tussen bewoning door studenten of arbeidsmigranten nog niet. Toen heeft het college zich op het standpunt gesteld dat er alleen studenten mochten wonen en geen arbeidsmigranten. Het college heeft niet uitgelegd waarom die mening nu is veranderd. Doordat ook de feitelijke situatie niet goed in kaart is gebracht, kunnen ook hier geen aanknopingspunten worden gevonden die tot de conclusie leiden dat in dit geval handhavend optreden onevenredig is. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat er goede gronden zijn op basis waarvan hij af mocht zien van handhavend optreden, ook als er al een overtreding zou zijn.
Is er sprake van een overtreding wegens strijd met het bouwbesluit?
9. Eisers stellen van een techneut te hebben begrepen dat de nieuwe meterkast niet voldoet aan de eisen van het bouwbesluit. Er is kans op elektrocutie door overspanning en het ontbreken van de juiste zekeringen.
9.1
Het college geeft aan dat hier overleg over is geweest met de eigenaar. De eigenaar heeft aangegeven dat er inderdaad aanpassingen zijn gedaan om overbelasting van de elektriciteitsvoorziening te voorkomen en dat die aanpassingen door een erkend bedrijf zijn uitgevoerd. Op 21 juli 2021 is een extra controle geweest en ook toen zijn geen overtredingen van het bouwbesluit geconstateerd.
9.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. Op grond van artikel 8:69a van de Awb vernietigt de rechtbank een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich hierop beroept. Eisers beroepen zich op bepalingen ter voorkoming van elektrocutie. Dit is niet een belang dat strekt ter bescherming van de omwonenden zoals eisers.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift, omdat het college inmiddels heeft besloten en daarmee het procesbelang is vervallen. Eisers 2 zijn niet ontvankelijk in hun beroep tegen het besluit van 25 augustus 2021 omdat zij door hun verhuizing geen procesbelang meer hebben.
10.1
Het beroep van eisers 1 tegen dit besluit is gegrond, omdat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de feitelijke situatie. Er is daardoor niet vastgesteld of sprake is van een overtreding. De redenering van het college dat zelfs als er sprake is van een overtreding door de huisvesting van arbeidsmigranten, dat geen aanleiding is om handhavend op te treden kan geen stand houden. Dat houdt in dat het bestreden besluit vernietigd moet worden en dat het college een nieuw besluit moet nemen. Het college krijgt daarvoor drie maanden de tijd. De rechtbank kiest voor deze relatief lange termijn om het college in de gelegenheid te stellen de feitelijke situatie te onderzoeken.
10.2
Eisers hebben verzocht om vergoeding van de proceskosten. Omdat het beroep van eisers 2 niet-ontvankelijk is verklaard, hebben zij geen recht op een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. Eisers 1 hebben wel recht op deze vergoeding. De rechtbank veroordeelt het college in de door eisers 1 gemaakte kosten van rechtsbijstand, berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1). Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers 1 het door hen betaalde griffierecht vergoeden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart eisers 2 niet-ontvankelijk in hun beroep tegen het besluit van 25 augustus ` 2021;
- verklaart het beroep van eisers 1 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op binnen drie maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers 1 te vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eisers 1.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 15 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] 2008

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:
[. . .]
54 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waarbij de volgende maxima zijn opgenomen:
studenten: maximaal 5;
beschermd wonen: maximaal 12;
[. . .]
101 wonen
Onder "wonen" wordt verstaan:
a. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, al dan niet zelfstandige wooneenheden, woongebouwen e.d. annex tuin en directe omgeving, ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
b. studentenhuisvesting, huisvesting van ouderen, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en dergelijke, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als "aan huis verbonden beroep", zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning.
102 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, daaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

Artikel 13 Wonen

13.1
Bestemmingsomschrijving
13.1.1
Functie
De op de plankaart voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen;
bouwwerken van algemeen nut.