ECLI:NL:RBZWB:2024:5430
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep inzake niet tijdig beslissen op verzoek om schadevergoeding door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om schadevergoeding van 20 mei 2022 en zijn bezwaar van 20 oktober 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank onderzoekt of zij bevoegd is om van het beroep kennis te nemen. Volgens artikel 6:2 van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. Echter, de rechtbank concludeert dat het verzoek om schadevergoeding van eiser privaatrechtelijk van aard is en niet onder de bestuursrechtelijke aanvragen valt. Dit betekent dat het college geen publiekrechtelijke bevoegdheden heeft met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding. De reactie van het college op het verzoek en het bezwaar kan daarom niet als een besluit in de zin van de Awb worden beschouwd.
De rechtbank komt tot de conclusie dat zij onbevoegd is om het beroepschrift van eiser te behandelen. Dit houdt in dat er geen beroep kan worden ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat het door eiser betaalde griffiegeld van € 184,- zal worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.