AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beroep tegen ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming voor werkzaamheden in projectgebied Dalempolder te Tholen
Op 6 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland. Eiser, de gemeente Tholen, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van GS om een ontheffing te verlenen op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor werkzaamheden in het projectgebied Dalempolder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontheffing noodzakelijk was, omdat er een gerede kans bestond dat de werkzaamheden zouden leiden tot het doden of verstoren van de rugstreeppad, een beschermde soort. Eiser had aangevoerd dat voor de werkzaamheden geen ontheffing vereist was, maar de rechtbank oordeelde dat GS in redelijkheid had kunnen besluiten dat de ontheffing noodzakelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat eiser geen gronden had aangevoerd tegen het verlenen van de ontheffing en de toetsing van GS aan de voorwaarden uit de Wnb die daartoe heeft geleid. De uitspraak benadrukt het belang van de zorgplicht en de noodzaak om de aanwezigheid van beschermde soorten in overweging te nemen bij het verlenen van ontheffingen.
Voetnoten
3.Artikel 3.5, eerste, tweede en vierde lid, van de Wnb.
4.Artikel 3.6, tweede lid, en 3.34, eerste lid, van de Wnb.
5.Artikel 3.8 en artikel 3.34, derde lid, van de Wnb.
6.Artikel 3.8, vijfde lid, van de Wnb.
7.Op grond van artikel 3.8 van de Wnb.
8.Op grond van artikel 3.8 en 3.34, derde lid, van de Wnb.
9.Volgens het Kennisdocument zijn deze criteria van belang om te bepalen of sprake is van een potentiële aanwezigheid van de rugstreeppad in een gebied.
10.De ontheffing ziet ook op het verbod om rugstreeppadden onder zich te hebben of te vervoeren (artikel 3.6, tweede lid, van de Wnb) en het verbod (eieren) van rugstreeppadden uit te zetten (artikel 3.34, eerste lid, van de Wnb). De rechtbank leest in de ontheffing dat GS ervanuit gaat dat die verboden niet werden overtreden als gevolg van de werkzaamheden, maar zouden worden overtreden als gevolg van het uitvoeren van de voorschriften die zijn verbonden aan de ontheffing. Als vastgesteld wordt dat geen ontheffing is vereist voor overtreding van het verbod van artikel 3.5 van de Wnb, is ontheffing van artikel 3.6, tweede lid, en 3.34, eerste lid, van de Wnb ook niet vereist. Gelet daarop beperkt het geschil zich naar het oordeel van de rechtbank tot de vraag of de werkzaamheden leiden tot overtreding van artikel 3.5 van de Wnb.
12.Kan o.a. worden afgeleid uit ABRvS 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2169, r.o. 13.6.4 en specifiek t.a.v. de rsp: 13.7.2. 14.Zie: ‘Quickscan Wet natuurbescherming wijk Dalempolder’ van [bedrijf 3] van 31 maart 2021 (hierna: Quickscan)(p. 15, 20 en 25), Nader onderzoek (p. 11), Second opinion [bedrijf 3] (p. 1), Second opinion [bedrijf 2] (p. 9) en Memo [bedrijf 1] (p. 4).
15.Zie: Quickscan (p. 15), Nader onderzoek (p. 11) en Second opinion [bedrijf 2] (p. 7).
16.Zie: Second opinion [bedrijf 3] (p. 7) en Second opinion [bedrijf 2] (p. 6).