ECLI:NL:RBZWB:2024:5322

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
BRE 23/92
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag bpm door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag van € 12.105 opgelegd, welke door de rechtbank ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd, gebaseerd op de taxatie van de auto en de waarde die door de inspecteur is vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat de taxateur van belanghebbende een onjuiste kilometerstand heeft gebruikt en dat de auto meer fabrieksopties heeft dan door de taxateur werd opgevoerd. De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht is uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 61.074, wat leidt tot de conclusie dat de naheffingsaanslag correct is vastgesteld.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het geschil is overschreden, wat leidt tot een toekenning van immateriële schadevergoeding aan belanghebbende. De rechtbank kent een schadevergoeding van € 500 toe, waarvan € 166,67 voor rekening van de inspecteur en € 333,33 voor rekening van de Staat komt. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van griffierecht af, omdat dit verzoek na een relevant arrest van de Hoge Raad is ingediend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/92

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 juli 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 8 december 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 12.105 (de naheffingsaanslag).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: als waarnemer van de gemachtigde [naam] en namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] . Van hetgeen op de zitting is besproken, is een proces-verbaal opgemaakt waarvan de rechtbank gelijktijdig met deze uitspraak een afschrift naar partijen heeft verzonden.
1.5.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank stelt de inspecteur in het gelijk en verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft een uit Duitsland afkomstige, gebruikte personenauto van het merk en type BMW X4 M Competition (hierna: de auto) doen registreren in het Nederlandse kentekenregister. De auto is voor het eerst op 6 november 2019 in het buitenland toegelaten tot het verkeer op de weg.
3.1.
Met het oog op de registratie in het kentekenregister heeft belanghebbende op 4 februari 2022 aangifte voor de bpm gedaan. Volgens deze aangifte bedraagt de verschuldigde bpm voor de auto € 4.940. Bij de aangifte is een expertiseverslag van [taxateur] (het rapport) gevoegd. Volgens het rapport bedraagt de historische nieuwprijs, de historische bruto bpm en de handelsinkoopwaarde van de auto respectievelijk € 149.561, € 43.954 en € 16.820. De taxateur heeft voor de bepaling van de handelsinkoopwaarde tot uitgangspunt genomen de koerslijstwaarde van XRay van € 26.783 (uitgaande van een km-stand van 303:284 km). Op dit bedrag heeft de taxateur een bedrag van € 9.963 aan schade in mindering gebracht.
3.2.
De Rijksdienst voor het wegverkeer heeft de auto op 8 februari 2022 gekeurd en vastgelegd dat de tellerstand (km-stand) van de auto bij keuring 30.284 is.
3.3.
Namens de inspecteur is de auto door een medewerker van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) geïnspecteerd en getaxeerd. De bevindingen daarvan zijn in een rapport vastgelegd. Volgens DRZ volgt uit het VWE SilverDAT/VIN informatiesysteem dat de auto een consumentenprijs heeft van € 157.454 en volgt uit de koerslijst van XRay een waarde voor een gelijksoortige gebruikte auto van € 61.074 (km-stand: 30.284 km).
In het rapport van DRZ staat onder meer:
“Alle opgegeven schadeposities zijn niet aangetroffen of kunnen als gebruikersschade worden aangemerkt. Hierdoor wordt er geen waardevermindering aan het voertuig toegekend.
*(Bij gebruikersschade is er rekening gehouden met de leeftijd en kilometerstand
van het voertuig).
DRZ heeft de consumentenprijs berekening opnieuw uitgevoerd. Het voertuig blijkt
volgens de vin-gegevens van VWE rijker uitgerust dan in de aangifte is
weergegeven.”
3.4.
De inspecteur heeft naar aanleiding van het rapport van DRZ de verschuldigde bpm berekend op € 17.045 en heeft voor het verschil de bestreden naheffingsaanslag van € 12.105 aan belanghebbende opgelegd.
3.5.
Tot het dossier behoort een afschrift van een advertentie geplaatst op de website van VDM Automotive waarin staat, voor zover relevant:

BMW X4 M Competition
Bouwjaar 2019 Kilometerstand 30.954
€ 94.950
Datum eerste registratie 02-11-2019
(…)
Unieke BMW X4M Competition met 51OPK. Aangekocht van de 1 e eigenaar en is zeer goed onderhouden. Hij is werkelijk in nieuwstaat en enkel bereden in de zomermaanden. Rijk uitgerust met na genoeg alle opties en er is alles behalve bezuinigd. De BMW heeft ongekend veel vermogen, rijd als een sportwagen maar heeft het comfort van een SUV.
Optielijst af fabriek:
-M sportuitlaatsysteem
-BMW LM-velgen V-spaak 765M 21 inch met nieuwe Prelli banden
-Slotbout

Overwegingen

Herleidingsmethode
4. De beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode slagen niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 april 2022 [1] en naar de conclusie van A-G Ettema van 22 december 2023 [2] .
Handelsinkoopwaarde auto en schade
5. Niet in geschil is dat de auto ten tijde van de registratie in het kentekenregister in Nederland een kilometerstand had van 30.284. De rechtbank merkt op dat de taxateur van belanghebbende bij het bepalen van de handelsinkoopwaarde auto van een onjuiste kilometerstand van de auto is uitgegaan. Daarnaast heeft de medewerker van DRZ geconstateerd dat de auto over meer fabrieksopties (€ 11.698) beschikt dan de taxateur van belanghebbende heeft opgevoerd in de koerslijst van XRay (€ 3.805). De koerslijstwaarde van belanghebbende kan daarom naar het oordeel van de rechtbank niet als uitgangspunt dienen voor de bepaling van de handelsinkoopwaarde.
5.1.
Belanghebbende heeft gesteld dat de inspecteur ten onrechte geen rekening heeft gehouden met een waardevermindering wegens schade. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft belanghebbende een reparatienota bijgevoegd van € 3.062 en een verklaring van de [garagehouder] waarin deze verklaart welke herstelwerkzaamheden aan de auto hebben plaatsgevonden om de auto in verkoopbare staat te krijgen. Ter zitting heeft belanghebbende zijn standpunt over de gestelde ondeskundigheid van de medewerkers van DRZ ingetrokken. De handelsinkoopwaarde bedraagt volgens belanghebbende € 58.012 (€ 61.074 minus € 3.062).
5.2.
De inspecteur heeft gesteld dat de auto op de website van VDM Automotive (18 februari 2022) te koop staat aangeboden voor € 94.950. In de verkoopadvertentie wordt aangegeven dat het een voertuig betreft dat zeer goed is onderhouden en werkelijk in nieuwstaat verkeert. De door belanghebbende overgelegde factuur heeft als datum 31 maart 2022, terwijl de auto op 16 maart 2022 te naam is gesteld. Het is niet aannemelijk dat na de datum tenaamstelling nog reparaties aan de auto hebben plaatsgevonden. Volgens de verklaring van [garagehouder] zijn de banden verwijderd. Echter in de schadecalculatie komen de nieuwe banden niet voor. Daarnaast staat in de verklaring iets over het linkerzijscherm en de linker voorportier. In het taxatierapport vermeldt de taxateur van belanghebbende alleen iets over de portier linksachter. De verklaring komt niet overeen met dat wat in het taxatierapport staat vermeld, aldus nog steeds de inspecteur.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur belanghebbende de waardevermindering wegens schade van € 3.062 niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank acht aannemelijk dat het voertuig zoals dat in de verkoopadvertentie is opgenomen, de auto in kwestie is gelet op de in de advertentie vermelde specificaties van de auto (zie 3.5). De rechtbank acht voorts aannemelijk dat de staat van het voertuig min of meer accuraat is weergegeven in de advertentie; zijnde ‘zeer goed onderhouden’ en ‘werkelijk in nieuwstaat’ in tegenstelling tot het standpunt van belanghebbende dat er sprake was van kort gezegd behoorlijke schade.
5.4.
Gelet op dat wat hiervoor is overwogen, is de inspecteur terecht uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van de auto van € 61.074. De historische nieuwprijs van € 157.454 en de historische bruto bpm van € 43. 954 zijn niet in geschil. De inspecteur heeft, gelet op het voorgaande, de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd.
Immateriëleschadevergoeding (ISV)
5.5.
Belanghebbende heeft verzocht om toekenning van ISV vanwege de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
5.6.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 24 mei 2022 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 31 juli 2024. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond 3 maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 500. Omdat de bezwaarfase afgerond 7 maanden heeft geduurd en daarmee 1 maand te lang, komt € 166,67 (1/3) voor rekening van de inspecteur en de rest (€ 333,33) voor rekening van de Staat. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Wel heeft belanghebbende recht op een ISV van € 500.
6.1.
Omdat het verzoek om ISV wordt toegewezen, komt belanghebbende in aanmerking voor een vergoeding van zijn proceskosten voor het indienen van dat verzoek. Omdat het verzoek is ingediend door de gemachtigde van belanghebbende, kent de rechtbank voor deze rechtsbijstand 1 punt toe als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht, met een waarde van € 875 en wegingsfactor 0,25 [3] , wat neerkomt op € 218,75. De inspecteur en de Staat moeten, ieder voor de helft, die kosten vergoeden.
6.2.
Belanghebbende krijgt het griffierecht niet vergoed, omdat het verzoek om ISV is gedaan na het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024 [4] en de rechtbank daar onvoldoende aanleiding voor ziet.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 166,67;
  • veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 333,33;
  • veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 109,38 aan proceskosten aan belanghebbende;
  • veroordeelt de Staat tot betaling van € 109,37 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 31 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.ECLI:NL: GHSHE:2022:1427.
3.Hoge Raad 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.
4.Hoge Raad 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:567, rov. 7.1.1 en 7.1.2.