In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 januari 2024, wordt het beroep van een besloten vennootschap (B.V.) tegen een verzuimboete van de Belastingdienst beoordeeld. De B.V. had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij opgelegde verzuimboete van € 3.802 voor het tijdvak van 1 juni tot en met 30 juni 2022. De inspecteur had de naheffingsaanslag opgelegd wegens niet tijdig betalen van de verschuldigde omzetbelasting. De rechtbank oordeelt dat het verdedigingsbeginsel niet is geschonden, omdat de wet geen aankondiging van de verzuimboete vereist. Wel is het motiveringsbeginsel geschonden, maar dit leidt niet tot vernietiging van de boete. De rechtbank concludeert dat de verzuimboete terecht is opgelegd, maar vermindert deze tot € 3.231 vanwege bijzondere omstandigheden. De rechtbank kent ook een proceskostenvergoeding toe aan de B.V. en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht moet vergoeden.