In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 2 mei 2023 voor aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 6 mei 2024 in gebreke gesteld, en sindsdien zijn er meer dan twee weken verstreken zonder dat er een besluit is genomen.
De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen, maar geeft aan dat in dit geval een termijn van acht weken redelijk is, gezien het aantal aanvragen dat door de Dienst Toeslagen moet worden behandeld. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat de ingebrekestelling op 6 mei 2024 is ontvangen en er sindsdien meer dan 42 dagen zijn verstreken.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.