ECLI:NL:RBZWB:2024:5247

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
BRE 24/3163 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na scheiding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering beoordeeld. Eiseres ontving samen met haar ex-partner een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden, maar na hun scheiding op 30 november 2022 en de inschrijving van de echtscheiding op 29 september 2023, heeft Werkplein Hart van West-Brabant de bijstandsuitkering per 1 oktober 2023 ingetrokken. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar het bestreden besluit van 7 februari 2024 heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 26 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat eiseres en haar ex-partner sinds 1 oktober 2023 niet meer op hetzelfde adres wonen, wat betekent dat eiseres geen recht meer heeft op bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Eiseres heeft aangevoerd dat haar verblijf in de gemeente Rotterdam tijdelijk was en dat haar hoofdverblijf niet was gewijzigd. De rechtbank concludeert echter dat eiseres in de periode van 1 tot en met 18 oktober 2023 niet meer op hetzelfde adres woonde als haar ex-partner en dat zij niet van plan was om daar terug te keren. De rechtbank wijst erop dat de bewijslast voor de intrekking van de bijstandsuitkering bij Werkplein ligt, en dat Werkplein voldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres niet meer op hetzelfde adres woonde.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op bijstand naar de norm voor een alleenstaande, omdat zij geen aanvraag heeft ingediend in de gemeente waar zij verbleef. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de bijstandsuitkering op goede gronden is gebeurd en dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3163 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres,

(gemachtigde: mr. R. Moghni),
en
het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant(Werkplein), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
1.1.
Met het besluit van 18 oktober 2023 (primair besluit) heeft Werkplein de bijstandsuitkering volgens de gehuwdennorm van eiseres en haar ex-partner met ingang van 1 oktober 2023 ingetrokken. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 7 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is Werkplein bij dat besluit gebleven.
1.3.
Werkplein heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Eiseres is wegens betalingsonmacht voorlopig vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. M. Kaplan, een kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres, en namens Werkplein [naam] .

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2. Eiseres ontving samen met haar ex-partner (N. Drabi) een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Eiseres is op 30 november 2022 gescheiden van haar ex-partner. Op 29 september 2023 is de echtscheiding ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Eiseres heeft op 26 september 2023 tijdens een gesprek bij Werkplein verklaard dat zij en haar ex-partner tot medio mei 2023 op hetzelfde adres hebben gewoond en dat zij sindsdien met haar kinderen verblijft bij een familielid (een achterneef) in [plaats 1] . Zij stonden destijds echter nog wel ingeschreven op hetzelfde adres.
2.1.
Met het primaire besluit heeft Werkplein het recht op bijstand van eiseres (en haar ex-partner) per 1 oktober 2023 ingetrokken, omdat zij geen recht meer heeft op een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Vanaf die datum wonen eiseres en haar ex-partner namelijk niet meer op hetzelfde adres.
2.2.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Tevens heeft zij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Het verzoek om voorlopige voorziening is bij uitspraak van 20 december 2023 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank afgewezen. [1]
Bestreden besluit
2.3.
Met het bestreden besluit heeft Werkplein de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Werkplein heeft overwogen dat de te beoordelen periode loopt van
1 oktober 2023 tot en met 18 oktober 2023. Het hoofdverblijf was toen niet (meer) in [plaats 2] , maar in [plaats 1] . Werkplein heeft, onder verwijzing naar voorgenoemde uitspraak van de voorzieningenrechter, overwogen dat het gaat om het feitelijk verblijf van eiseres. Zij verblijft niet meer in de woning in [plaats 2] . Dat eiseres overdag in [plaats 2] is bij familie of vriendinnen, is niet bepalend voor het feitelijk verblijf. De omstandigheid dat eiseres terug wil keren naar de regio [plaats 2] is niet van belang, evenmin als het feit dat zij een urgentieverklaring voor een woning daar heeft gevraagd. Deze omstandigheden zeggen immers niets over het feitelijk verblijf, maar over de wens van eiseres. Het verblijf van eiseres in [plaats 1] is niet van tijdelijke aard, omdat deze situatie al sinds mei 2023 bestaat.

Beroepsgronden

3. Eiseres heeft aangevoerd dat ten tijde van de periode in geding haar verblijf in de gemeente Rotterdam tijdelijk van aard was en dat daarmee haar hoofdverblijf niet was gewijzigd. Eiseres is haar echtelijke woning ontvlucht wegens dreiging en huiselijk geweld. Vervolgens is eiseres op straat komen te staan en in de richting van [plaats 1] vertrokken. Zij verbleef destijds in de moskee en soms bij mensen die haar onderdak wilden bieden. Eiseres merkt op dat Surplus een urgentieverklaring heeft verleend voor de omgeving West-Brabant. Dit is een indicatie dat eiseres eveneens haar hoofdverblijf in de gemeente [plaats 3] had. Verder zaten de kinderen van eiseres destijds op school in [plaats 2] . Eiseres reisde daardoor dagelijks op en neer tussen [plaats 1] en [plaats 3] . Zij verbleef overdag in die omgeving bij kennissen. Dit betekent dat eiseres in de periode in geding enkel een slaapplek had in [plaats 1] , maar haar dagelijkse activiteiten waren in [plaats 3] . Hier bracht zij dan ook de meeste tijd door. Het centrum van haar maatschappelijk leven bevond zich in [plaats 3] . Verder is de bijstandsuitkering in [plaats 1] pas vanaf
1 november 2023 aan eiseres toegekend, zodat zij geen inkomen heeft mogen ontvangen van 1 oktober 2023 tot en met 18 oktober 2023. Eiseres heeft echter juist in deze periode veel kosten moeten maken door het dagelijks op en neer reizen van [plaats 1] naar [plaats 3] . Daarnaast doet eiseres een beroep op artikel 16 van de participatiewet.

Juridisch kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

Griffierecht
5. Eiseres heeft vanwege betalingsonmacht verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht. De rechtbank is van oordeel dat dit verzoek kan worden toegewezen, omdat is gebleken dat eiseres op de datum waarop het griffierecht uiterlijk betaald moest worden niet beschikte over een inkomen van minimaal 95% van de bijstandsnorm.
Bijstandsuitkering
6. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of Werkplein op goede gronden de bijstandsuitkering (naar de norm voor gehuwden) van eiseres per 1 oktober 2023 heeft ingetrokken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6.1.
Werkplein heeft de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken, omdat eiseres en haar ex-partner sinds 1 oktober 2023 niet meer op hetzelfde adres wonen en daardoor geen recht meer hebben op een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden.
6.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de te beoordelen periode in deze zaak loopt van 1 oktober 2023 tot en met 18 oktober 2023.
7. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is intrekking van bijstand een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan, in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de bijstandverlenende instantie de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. [2]
8. Op grond van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet wordt als gehuwd mede aangemerkt de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert. Op grond van artikel 3, vierde lid, onder a en b, van de Participatiewet wordt een gezamenlijke huishouding in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij met elkaar gehuwd zijn geweest of in de periode van twee jaar voorafgaande aan de aanvraag van bijstand voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt en/of uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander. Dit is een zogeheten onweerlegbaar rechtsvermoeden.
8.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij in de periode van twee jaar voorafgaande aan 1 oktober 2023 met elkaar gehuwd zijn geweest en dat uit hun relatie kinderen zijn geboren. Voor het bestaan van een recht op een bijstandsuitkering naar de norm van gehuwden is daarom doorslaggevend of eiseres en haar ex-partner tijdens de te beoordelen periode hun hoofdverblijf op hetzelfde adres hadden.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het laatstgenoemde niet het geval was. Uit de verklaringen die eiseres heeft afgelegd tijdens het onderzoek door Werkplein en uit haar stellingen in deze procedure volgt dat zij in de periode van 1 tot en met 18 oktober 2023 niet meer op hetzelfde adres woonde als haar ex-partner en ook niet van plan was om daar nog naar terug te keren. Dat wordt bovendien bevestigd door de urgentieverklaring die zij heeft aangevraagd en verkregen. Daaruit blijkt immers dat eiseres op zoek was naar een andere, eigen woning in de omgeving West-Brabant. Daarmee is de rechtmatigheid van het bestreden besluit gegeven.
Aan het debat over waar eiseres na haar vertrek uit de echtelijke woning haar hoofdverblijf zou hebben gehad, komt de rechtbank niet meer toe. Die kwestie is alleen relevant voor de vraag in welke gemeente zij (vervolgens) aanspraak zou kunnen maken op een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Een dergelijke uitkering is vanaf 1 november 2023 toegekend door de het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Indien eiseres voor de maand oktober 2023 in aanmerking had willen komen voor een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande, had eiseres een daartoe strekkende aanvraag moeten indienen. Gesteld noch gebleken is dat zij dit in de gemeente [plaats 3] heeft gedaan. Volgens vaste rechtspraak hoefde Werkplein in het kader van de intrekking niet ambtshalve te beoordelen of eiseres aanspraak kon maken op bijstand naar de norm voor een alleenstaande. [3] Dat Werkplein voor de periode tot en met september 2023 coulance heeft toegepast, betekent niet dat Werkplein ook over de maand oktober 2023 een bijstandsuitkering diende te verstrekken c.q. toe te kennen. Bovendien heeft Werkplein in het primaire besluit en tijdens een telefoongesprek op 16 oktober 2023 met de dochter van eiseres erop gewezen dat zij een aanvraag voor een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande kon indienen in de gemeente waar zij woonde.
9. Eiseres heeft ten slotte een beroep gedaan op artikel 16 van de Participatiewet. Op grond van dit artikel kan Werkplein aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, in afwijking van paragraaf 2.2, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres aan deze bepaling geen aanspraak op bijstand ontlenen, omdat zij niet op grond van het bepaalde in paragraaf 2.2 van de Participatiewet is uitgesloten van het recht op bijstand. Dit betekent dat aan de beoordeling of sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 16 Participatiewet, in dit geval niet wordt toegekomen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 30 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 3
2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een aanverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;
b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
3. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
4. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of in de periode van twee jaar voorafgaande aan de aanvraag van bijstand voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of
d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het derde lid.
Artikel 16
1. Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.

Voetnoten

2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 februari 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:327).
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 23 oktober 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3262).