ECLI:NL:RBZWB:2024:5247
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na scheiding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering beoordeeld. Eiseres ontving samen met haar ex-partner een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden, maar na hun scheiding op 30 november 2022 en de inschrijving van de echtscheiding op 29 september 2023, heeft Werkplein Hart van West-Brabant de bijstandsuitkering per 1 oktober 2023 ingetrokken. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar het bestreden besluit van 7 februari 2024 heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 26 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat eiseres en haar ex-partner sinds 1 oktober 2023 niet meer op hetzelfde adres wonen, wat betekent dat eiseres geen recht meer heeft op bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Eiseres heeft aangevoerd dat haar verblijf in de gemeente Rotterdam tijdelijk was en dat haar hoofdverblijf niet was gewijzigd. De rechtbank concludeert echter dat eiseres in de periode van 1 tot en met 18 oktober 2023 niet meer op hetzelfde adres woonde als haar ex-partner en dat zij niet van plan was om daar terug te keren. De rechtbank wijst erop dat de bewijslast voor de intrekking van de bijstandsuitkering bij Werkplein ligt, en dat Werkplein voldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres niet meer op hetzelfde adres woonde.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op bijstand naar de norm voor een alleenstaande, omdat zij geen aanvraag heeft ingediend in de gemeente waar zij verbleef. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de bijstandsuitkering op goede gronden is gebeurd en dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.