In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juli 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 9 mei 2023 voor aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft de Dienst Toeslagen op 11 mei 2024 in gebreke gesteld, en de ingebrekestelling is op 14 mei 2024 ontvangen. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van acht weken als redelijk beschouwd vanwege het aantal aanvragen dat door de Dienst Toeslagen moet worden behandeld.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.