In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juli 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 2 januari 2023 voor aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 21 februari 2024 in gebreke gesteld, maar er is tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van zeven weken als redelijk beschouwd vanwege de grote hoeveelheid aanvragen die door verweerder behandeld moeten worden.
Daarnaast wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen, en de rechtbank bevestigt dat verweerder deze correct heeft vastgesteld op het maximumbedrag van € 1.442,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat verweerder het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.