In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 januari 2024, wordt het beroep van een besloten vennootschap tegen een verzuimboete van € 426 beoordeeld. De verzuimboete werd opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst vanwege het niet tijdig betalen van de verschuldigde omzetbelasting over de periode van 1 juni 2022 tot en met 30 juni 2022. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht heeft opgelegd, maar constateert ook dat het motiveringsbeginsel is geschonden. De rechtbank overweegt dat, hoewel het verdedigingsbeginsel niet is geschonden, de inspecteur onvoldoende inzicht heeft gegeven in de motivering van de uitspraak op bezwaar. Dit gebrek leidt niet tot vernietiging van de boete, maar de rechtbank kent wel een proceskostenvergoeding toe aan de belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de verzuimboete terecht is opgelegd, maar vermindert deze tot € 362 vanwege bijzondere omstandigheden die de rechtbank heeft vastgesteld. De inspecteur wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende.