ECLI:NL:RBZWB:2024:5190

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
BRE 23/3512 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering na schending van medewerkingsplicht en onvoldoende gegevensverstrekking

Op 26 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiser, een 37-jarige man, had beroep ingesteld tegen een besluit van 15 juni 2023, waarin zijn bijstandsuitkering werd ingetrokken na een opschorting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet alle gevraagde gegevens had overgelegd, wat leidde tot een onduidelijke financiële situatie. Eiser had een aanvraag voor energietoeslag ingediend, maar het college vond dat er onvoldoende informatie was om zijn recht op bijstand vast te stellen. Eiser had de medewerkingsplicht geschonden door geen sluitende gokadministratie te overleggen en niet alle bankafschriften aan te leveren. De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden de bijstandsuitkering had ingetrokken, omdat eiser in verzuim was met het verstrekken van de gevraagde gegevens. De rechtbank concludeerde dat eiser voldoende gelegenheid had gekregen om het verzuim te herstellen, maar dit niet had gedaan. De rechtbank veroordeelde het college tot betaling van de proceskosten van eiser en het vergoeden van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3512 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. C.C. Haanappel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, college.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 15 juni 2023 (bestreden besluit).
Het college heeft gereageerd op het beroep met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en namens het college [naam].

Beoordeling door de rechtbank

1.1
De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het besluit van het college waarin de intrekking na opschorting van eisers bijstandsuitkering is gehandhaafd. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
2. Eiser is een man van 37-jaar oud en hij ontving een bijstandsuitkering voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud naar de norm voor een gezin.
Op 8 november 2022 heeft eiser een aanvraag energietoeslag 2022 bij het college ingediend. Uit de door eiser overgelegde gegevens bleek dat er veel kasstortingen en afschrijvingen in verband met online gokken op zijn bankafschriften zichtbaar waren. Ook bleek uit een aanvraag schuldregeling dat eiser met het gokken € 3.000,- had gewonnen. Het college vond daarom onderzoek nodig naar de rechtmatigheid van de uitkering.
Bij brief van 18 november 2022 heeft het college eiser verzocht om uiterlijk
30 november 2022 een groot aantal gegevens in te leveren, waaronder bankafschriften van vijf verschillende bankrekeningen vanaf 1 juni 2022. Verder heeft het college verzocht om door middel van objectief verifieerbare bewijsstukken de afkomst en reden van ontvangen stortingen van derden op de bankrekeningen te verklaren. Ook is verzocht om de kentekenbewijzen en aankoopbewijzen van de KIA Ceed ([kenteken 1] ) en de Peugeot 206 ([kenteken 2] ) en bewijs van financiering van deze voertuigen.
In deze brief is eiser gewaarschuwd dat hij er rekening mee moet houden dat de betaling van de uitkering kan worden opgeschort als hij de gevraagde gegevens niet volledig of niet tijdig inlevert. Aan eiser is op zijn verzoek door het college mondeling uitstel verleend tot
8 december 2022 voor het aanleveren van de nog ontbrekende stukken. Eiser heeft op
6 december 2022 en 7 december 2022 een aantal van de gevraagde gegevens ingeleverd.
Met het besluit van 9 december 2022 (opschortingsbesluit) heeft het college de bijstandsuitkering van eiser opgeschort per 1 december 2022 en hem in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen door vóór 23 december 2022 de gevraagde, nog ontbrekende stukken in te leveren. Ook heeft het college eiser gevraagd om een sluitende verifieerbare gokadministratie te overleggen. In dit besluit is eiser medegedeeld dat indien hij hieraan niet voldoet de uitkering kan worden beëindigd.
Eiser heeft op 26 december 2022 en 27 december 2022 stukken ingeleverd, maar deze waren opnieuw niet volledig.
Met het besluit van 27 december 2022 (primair besluit) heeft het college eisers uitkering per 1 december 2022 ingetrokken, omdat hij het verzuim niet (volledig) heeft hersteld.
Eiser heeft op 30 december 2022 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Eiser heeft hangende de bezwaarprocedure een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 6 februari 2023 afgewezen, omdat de voorzieningenrechter verwacht dat het primaire besluit met de wijziging van de intrekkingsdatum van eisers bijstandsuitkering naar 8 december 2022 in bezwaar stand zal houden. [1]
Bij brief van 24 februari 2023 heeft het college eiser verzocht om binnen twee weken na dagtekening van de brief de nog ontbrekende gegevens aan te leveren. De beslistermijn inzake het bezwaarschrift is opgeschort met twee weken of tot datum ontvangst van opgevraagde stukken vanaf datum deze brief.
Naar aanleiding van de door de gemachtigde van eiser afgelegde verklaring van
9 maart 2023 is verzocht om een nieuwe hersteltermijn te geven tot 1 april 2023 voor het aanleveren van de gevraagde gegevens. Het college heeft geen nieuwe hersteltermijn geboden aan eiser, omdat hij meerdere keren de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard. Het college wijzigt met het bestreden besluit de intrekkingsdatum naar 8 december 2022 (conform de uitspraak van de voorzieningenrechter). Voor al het overige blijft het primaire besluit in stand.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bestreden besluit
3. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat hij op goede gronden de bijstandsuitkering van eiser heeft ingetrokken. Eiser heeft de medewerkingsplicht geschonden door niet alle gevraagde stukken te overleggen. Ook heeft eiser geen sluitende en verifieerbare gokadministratie overgelegd en is het alleen aantonen van gokinkomsten door bijschrijvingen op bankrekeningen onvoldoende. Daarnaast heeft eiser geen bankafschriften overgelegd van het bankrekeningnummer dat is opgeheven. Er is sprake van een onduidelijke financiële situatie waardoor het recht op bijstand van eiser niet kan worden vastgesteld. Ten slotte heeft het college - conform de uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 februari 2023 - de datum van de intrekking na opschorting gewijzigd naar 8 december 2022. Voor al het overige blijft het primaire besluit in stand.
Beroepsgronden
4. Eiser is van mening dat zijn bijstandsuitkering onterecht per 1 december 2022 (lees: 8 december 2022) is beëindigd, omdat het college voldoende informatie heeft om zijn recht op bijstand vast te stellen. Eiser heeft alle benodigde gegevens aan het college overgelegd en van de overige verzochte gegevens kan hij deze niet overleggen en/of zijn deze gegevens niet relevant voor het vaststellen van zijn recht op bijstand. Verder heeft het college hem onvoldoende in de gelegenheid gesteld om de gevraagde gegevens te overleggen en is onvoldoende maatwerk toegepast. Er is weliswaar een hersteltermijn geboden, maar eiser had destijds grote persoonlijke problemen vanwege een vechtscheiding. Hierna is eiser ook dakloos geworden. Ten slotte is het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
Oordeel van de rechtbank
Omvang geding
5.1
In geschil is of het college de bijstandsuitkering van eiser terecht per
8 december 2022 heeft ingetrokken na opschorting.
5.2
Het college heeft de bijstandsuitkering van eiser ingetrokken op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet. Of het college bevoegd is om de aan eiser verleende bijstandsuitkering in te trekken, is dan afhankelijk van de vraag of eiser verzuimd heeft de gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken aan het college te verstrekken en dat verzuim niet heeft hersteld binnen de door het college in het opschortingsbesluit gestelde termijn. Als eiser met het verstrekken van de gegevens in verzuim is, dient vervolgens te worden nagegaan of eiser hiervan een verwijt kan worden gemaakt. [2] Het is mogelijk dat het niet overleggen van de opgevraagde gegevens niet verwijtbaar is, maar dan moet het gaan om gegevens of gevorderde bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of het moet gaan om gegevens waarover eiser redelijkerwijs niet binnen de gestelde hersteltermijn kan beschikken. [3]
Is eiser in verzuim door niet alle gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken te verstrekken?
Gokadministratie
6.1
De rechtbank stelt vast dat het college pas bij het opschortingsbesluit van
9 december 2022 aan eiser heeft gevraagd om een sluitende verifieerbare gokadministratie te overleggen. Eiser was derhalve nog niet op 8 december 2022 in verzuim en een hersteltermijn was op dat moment daarom (ook) nog niet aan de orde. Ter zitting heeft het college verklaard niet langer aan de intrekking ten grondslag te leggen dat eiser in verzuim was met het verstrekken van de gokadministratie.
6.2
Er is sprake van een motiveringsgebrek in de besluitvorming, aangezien het college het bestreden besluit pas ter zitting voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank ziet aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat eiser hierdoor niet is benadeeld. Het bestreden besluit kan worden gedragen door de overige punten. Zoals hieronder zal worden vastgesteld, was eiser ten aanzien van de overige gevraagde gegevens wel per 8 december 2022 in verzuim, waardoor het college de bijstandsuitkering van eiser op goede gronden per die datum heeft ingetrokken nadat eiser het verzuim niet tijdig had hersteld.
Overige gegevens
6.3
De rechtbank stelt vast dat eiser op 8 december 2022 wel in verzuim verkeerde voor wat betreft de verstrekking van andere (dan de gokadministratie) door het college gevorderde gegevens, te weten: informatie over de bankrekeningen, de stortingen op eisers bankrekeningen en de in bezit zijnde auto’s. Eiser heeft de door het college gevraagde gegevens hierover niet binnen de gegeven termijn ingeleverd. Dat verzuim heeft hij vervolgens niet (volledig) hersteld.
Kan eiser een verwijt worden vermaakt van het verzuim?
7.1
Eiser voert aan dat hij alle benodigde gegevens aan het college heeft overgelegd en van de overige verzochte gegevens kan hij deze niet overleggen en/of zijn deze gegevens niet relevant voor het vaststellen van zijn recht op bijstand.
7.2
Ten aanzien van de nog ontbrekende bankafschriften stelt eiser weliswaar dat de betreffende bankrekeningen zijn opgeheven, maar hij heeft daar geen bewijs van opheffing ingeleverd en daarmee niet voldaan aan het verzoek van het college.
7.3
Eiser heeft ook niet voldaan aan het verzoek om de stortingen op zijn bankrekening te verklaren. Eiser doet regelmatig contante stortingen op eigen rekening (€ 310,- op
29 augustus 2022, € 300,- op 6 september 2022, € 100,- op 7 september 2022, € 250,- op
7 september 2022, € 500,- op 8 september 2022, € 200,- op 15 september 2022, € 350,- op 20 oktober 2022, € 210,- op 1 november 2022, € 200,- op 10 november 2022 en € 80,- op
16 november 2022). De herkomst van deze bedragen is onduidelijk. Eiser heeft bij de zitting inzake de voorlopige voorzieningsprocedure verklaard dat het contant geld betreft in verband met gokken, maar heeft dit niet onderbouwd met controleerbare en verifieerbare gegevens.
7.4
Verder komen ook diverse overboekingen van derden naar eisers bankrekening voor, onder meer van A. Bittich (€ 100,- op 17 augustus 2022, € 300,- op 9 november 2022, € 300,- op 10 november 2022) en van Gestion de brides (€ 350,- op 21 oktober 2022 en
€ 25,- op 15 november 2022). Eiser heeft bij de zitting inzake de voorlopige voorzieningsprocedure toegelicht dat de stortingen van Gestion de brides afkomstig waren van El Habouti, de eigenaar van dit bedrijf. Alle betalingen waren volgens eiser bestemd voor online gokken en voor levensonderhoud. Eiser heeft slechts contactgegevens ingeleverd van El Habouti en heeft dus niet voldaan aan het verzoek van het college om met objectief verifieerbare gegevens de afkomst en reden/doel van de ontvangen stortingen van derden inzichtelijk te maken, onder meer door middel van verklaringen en contactgegevens van deze derden.
7.5
Eiser heeft het aankoopbewijs van de Peugeot 206 niet ingeleverd en evenmin een bewijs van financiering daarvan. Eiser heeft ter zitting inzake de voorlopige voorzieningsprocedure en in de verklaring van 9 maart 2022 meegedeeld dat hij deze auto voor € 400,- van een particulier heeft gekocht en daarvan geen bewijzen heeft.
7.6
Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle door het college opgevraagde stukken van belang voor de beoordeling van het voortzetten van de bijstandsuitkering van eiser. De opgevraagde informatie ziet op het bestaan en de omvang van inkomsten en vermogen en juist die elementen spelen een belangrijke rol bij de beoordeling of er recht bestaat op bijstand. Het college mocht daarom om deze gegevens vragen. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van r.o. 7.3 tot en met 7.5 reeds sprake (gebleven) van een onduidelijke financiële situatie. Eiser moet redelijkerwijs in staat worden geacht de gevraagde gegevens te verstrekken, althans hierover meer duidelijkheid te geven.
Heeft het college eiser voldoende in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen?
8.1
Eiser heeft aangevoerd dat het college hem onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om de gevraagde gegevens te overleggen en dat onvoldoende maatwerk is toegepast.
8.2
Naar het oordeel van de rechtbank had het college na de verklaring van de gemachtigde van eiser d.d. 9 maart 2023 geen nieuwe hersteltermijn hoeven te bieden aan eiser, omdat hij meerdere keren de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen. Gelet op het bovenstaande procesverloop is de rechtbank van oordeel dat eiser voldoende in de gelegenheid is gesteld om het verzuim te herstellen.
8.3
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college de uitkering van eiser per 8 december 2022 heeft kunnen intrekken.
Belangenafweging
9. Ook een belangenafweging binnen het kader van deze procedure valt niet in eisers voordeel uit. Aangezien eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie, zal het belang van het college niet snel moeten wijken voor het belang van eiser bij een bijstandsuitkering.
Zorgvuldigheidsbeginsel
10. Naar het oordeel van de rechtbank is het college binnen de grenzen van een redelijke wetstoepassing gebleven bij de intrekking na opschorting van eisers bijstandsuitkering. Er is geen sprake van een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

11. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt in dit geval wel aanleiding gezien het college te veroordelen in de proceskosten van eiser. De proceskosten in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 1). Ook wordt bepaald dat het college het door eiser betaalde griffierecht van € 51,- dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 26 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Participatiewet (PW)
Artikel 17, tweede lid
De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 54, eerste en vierde lid
1. Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, kan het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten:
vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of
vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.
4. Als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, kan het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:327.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3493.