Op 25 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 21/1375 en 21/5483, waarin belanghebbende in beroep ging tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2006 en 2007. De inspecteur had deze navorderingsaanslagen opgelegd op basis van informatie over een Zwitserse bankrekening die niet in de aangiften was vermeld. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur beschikte over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigde, maar dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat er in de jaren 2006 en 2007 sprake was van niet aangegeven vermogen. De rechtbank vernietigde daarom de navorderingsaanslagen en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de inspecteur om voldoende bewijs te leveren voor navorderingsaanslagen, vooral in gevallen van buitenlandse bankrekeningen.