In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 15 augustus 2022 tegen de beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding van 6 juli 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst de beslistermijn heeft overschreden, aangezien de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar op 21 december 2022 verstreken was. Eiseres heeft de Belastingdienst op 9 november 2023 in gebreke gesteld, waarna er geen nieuw besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, met een verlengde termijn van zes weken, gezien de omstandigheden van de zaak. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien er meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres krijgt gelijk, en de Belastingdienst wordt veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten en het griffierecht van € 50,- aan eiseres.