In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 en 2009. Eiser had op 9 november 2023 bezwaar gemaakt, maar de Dienst Toeslagen heeft pas op 23 juni 2023 een definitieve beschikking gegeven. Eiser heeft de Dienst Toeslagen in gebreke gesteld op 26 april 2024, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks dat eiser te vroeg in beroep is gegaan. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn inmiddels is verstreken en dat er nog steeds geen besluit is genomen door de Dienst Toeslagen.
De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen, maar geeft aan dat een termijn van zes weken redelijker is gezien het aantal bezwaarschriften dat door de Dienst Toeslagen behandeld moet worden. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de Dienst Toeslagen op om het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.